Kleine zoogdieren (muizen) van Goeree en Schouwen
Kees Mostert
Dit artikel beoogt de resultaten weer te geven van recent onderzoek naar kleine zoogdieren op Goeree
en Schouwen, in de jaren 1984-1989. Een deel van deze gegevens is tijdens jeugdbondkampen en tijdens
een inventarisatie voor Staatsbosbeheer verzameld. Daarnaast wordt er een historisch overzicht gegeven
van wat er tot nu toe bekend is van kleine zoogdieren op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland.
Omdat met name het vallenonderzoek alleen op Goeree en Schouwen is verricht, is de nadruk van de
gegevens op deze delen komen te liggen; braakbalgegevens en toevallige vondsten/waarnemingen worden
echter ook van Flakkee en Duiveland besproken.
De Dwergmuis komt al lange tijd op Goeree-Overflakkee, Schouwen-Duiveland en Tiengemeten voor. Dia: R. Lange.
Methodiek
Het verrichten van onderzoek naar het voorkomen
van kleine zoogdieren is vaak een tijdrovende en lastige
bezigheid. De meeste soorten leiden een verborgen leven,
zijn in de schemering en 's nachts actief en zijn in som
mige gevallen niet eenvoudig van elkaar te onder
scheiden.
Om er achter te komen welke kleine zoogdieren in een
bepaald gebied leven is het noodzakelijk vallen uit te zet
ten en braakballen van uilen te analyseren. Toevallige
zicht waarnemingen, vondsten en sporen kunnen hooguit
in sommige gevallen een kleine aanvulling opleveren.
Het vallenonderzoek op zowel Goeree als op Schou
wen is uitgevoerd met van zgn. Longworth-livetraps. In
dien er voer wordt aangeboden en geregeld controles
worden uitgevoerd is het mogelijk muizen levend te van
gen. Op zowel Goeree als op Schouwen zijn op een aan
tal plaatsen raaien van meestal tien vallen uitgezet met
een onderlinge afstand van 5-10 meter. Deze raaien wer
den verspreid over een zo groot mogelijk aantal bio
toopstypen, zoals rietvelden, dijken en wegbermen, gras
land, duinvegetatie en loofbos. De vallen werden geaasd
met een mengsel van pindakaas, havermout, appel en
peen en de leefruimte werd voorzien van droog gras.
Driemaal per etmaal werden de vallen gecontroleerd (in
de vroege ochtend, de namiddag en rond middernacht).
Op beide eilanden was het aanvankelijk alleen moge
lijk braakballen van Ransuil en Torenvalk te verzamelen.
Omdat beide soorten selectief jagen en er een eenzijdig
menu op na houden (voornamelijk woelmuizen), zijn de
ze resultaten minder goed bruikbaar dan die van de
Kerkuil (met een veel gevarieerder menu). In 1988 zijn
van vier lokaties op Schouwen-Duiveland ook een be-
40