Fig. 1: Broedareaal
van de Middelste
Zaagbek in
NW-Europa.
de jaarlijkse verschillen van aantallen gekoppeld
aan de verblijfstijd, de zogenaamde vogeldagen,
krijgen we bij Fig. 4. We zien dat het aantal over
winterende zaagbekken met de nodige ups and
downs (1987 was weer een stuk lager), geleidelijk
is toegenomen.
Aantallen in de Crevelingen
Buiten de broedtijd komt de soort langs heel de
West-Europese kust voor. In Nederland is het een
vrij algemene verschijning op zoute wateren, zoals
de kuststrook, de Waddenzee en het Deltagebied.
Op grote zoete meren die aan zout water grenzen
(IJsselmeer, Haringvliet) worden wel kleine aan
tallen waargenomen, maar normaal komt de Mid
delste Zaagbek op zoet water nauwlijks voor. Dit
in tegenstelling tot de Grote Zaagbek, die - behalve
bij strenge vorst - juist wèl op dat zoete water te
vinden is.
In de Grevelingen is het aantal overwinteraars
na het wegvallen van het getij vanwege de afslui
ting, sterk toegenomen. In het heldere en, dankzij
de sluis in de Brouwersdam, zoute water is het
voor oogjagers als zaagbekken en andere viseters
gemakkelijk om prooien te lokaliseren en te ach
tervolgen. Bovendien zijn er veel kleine visjes_en
garnalen die de belangrijkste voedselbron vormen
voor de Middelste Zaagbek.
Het Staatsbosbeheer verricht maandelijks vo
geltellingen in de Grevelingen. (Fig. 2). In het on
langs uitgegeven rapport van deze dienst („15 jaar
ontwikkelingen in het afgesloten Grevelingenbek-
ken" door G. Slob) staat een keurige grafiek waar
in het aantalsverloop sinds de afsluiting tot en met
1986 is weergegeven (Fig. 3). Een goede indruk van
0 71- I 72-1 73- |?4- I75-I76-I77- I70-I79- lao - lei - Ie2-|83-|64-|e!
72' 73! 73I 7sl 76 77I 7fll 79I eol ei1 82l S3' 0*1 ösl 1
Se.ioen
Fig. 4: Verloop aantal vogeldagen van de Middelste Zaag
bek in de Grevelingen (uit SBB rapport).
Niet alle overwinteraars of doortrekkers ver
dwijnen in de loop van het voorjaar naar de noor
delijke broedgebieden. Enige tientallen vogels blij
ven overzomeren en daarnaast komt een aantal
paren tot broeden.
Het aantal overzomeraars (incl. broedvogels)
bedraagt voor het noordwestelijk deel van de Gre
velingen (De Punt-Hompelvoet-Markenje) de laat
ste jaren 25 a 35 exemplaren. Naar schatting ver
blijven er in het overig deel nog eens 10 tot 15
exemplaren, zodat er in juni/juli 30 a 50 adulte
Middelste Zaagbekken in heel de Grevelingen zit
ten. Enkele van deze vogels komen al vroeg in de
rui - zo werd dit jaar in juni een mannetje aange
troffen dat niet kon vliegen vanwege slagpenrui -
maar het merendeel van de overzomeraars ruit, in
ieder geval de slagpennen, pas na het broedsei-
zoen. Mannetjes in eclipskleed (overgangskleed)
worden echter al vanaf mei waargenomen.