ll
plaatsen reikt het duindoornstruweel tot aan de
oever). Ter plaatse is het water ondiep, maar niet
zo ondiep dat bij enige waterstanddaling of
-stijging een grote verschuiving van de waterlijn
optreedt.
Aantal eieren
Sluiters (1954) vermeldt dat de legselgrootte meest
al 7-12 eieren bedraagt, grotere legsels zijn van
29 9 In 1977 werden 3 eieren 1 jong in het nest
gevonden. Dit betrof een erg laat legsel en boven
dien zou een aantal jongen het nest al verlaten
kunnen hebben. Naast de nestvondst van '87 (9 ei
eren) kunnen we ons baseren op waarnemingen
van 9 9+ hele kleine pullen. Al zagen we aan
het voorbeeld van het gevonden nest 9 eieren en
de daarop volgende waarneming van een 9+5
pulli, dat het aantal eieren belangrijk hoger kan
liggen dan het aantal waargenomen jongen. De
volgende aantallen kleine pulli (max. enkele dagen
oud) zijn op de Hompelvoet waargenomen: 12, 8,
8, 7/8, 8, 7, 6, 5, 7, 7, 5, 8, 8/9. Uit de voorgaande
reeks blijken de aantallen pullen te variëren tussen
5 en 12; 7 of 8 pulli komt het meeste voor. De op-
Fig. 5: Verloop van het aantal broedparen van de Mid
delste Zaagbek in de Grevelingen.
gave van Sluiters van 7-12 eieren lijkt dus ook voor
de Middelste Zaagbek in de Grevelingen van toe
passing.
Broedtijd
Aan de hand van waarnemingen van 9 9+ klei
ne pulli, kunnen we door terug te rekenen het
broedbegin bepalen. Hierna volgen een aantal uit
komstdata, 27/7, 11/8 I 7/7 I 30/6 I 2/7 I 3/7, 2/7,
4/7 I 5/7, 6/7 I 7/7 I 2/7, 16/7, 22/7 25/6, 4/7,
21/7 I 20/6, 25/6, 30/6, 8/7 I 24/6, 24/6, 25/6,
28/6, 8/7 I (vertikale strepen geven de verschillen
de jaren aan). Wanneer we deze data bekijken
springt vooral het eerste jaar eruit met buitenge
woon late broedgevallen. Dit wordt mogelijk ver
oorzaakt door het feit dat het hier om de eerste
broedgevallen gaat (misschien jonge vogels) en er
nog geen traditie bestaat.
Buiten dit bijzondere jaar om, ligt de uitkomst
datum tussen 20 juni en 22 juli. De meeste legsels
kwamen in de laatste week van juni en de eerste
week van juli uit. Aangezien voor de broedduur 31
dagen staat, kunnen we vaststellen dat het broed
begin varieert van 20 mei tot 22 juni en in bijzon
dere gevallen, zoals nieuwe vestigingen, tot 10 juli.
Met het leggen van de eieren zal ook een dag of
veertien gemoeid zijn, zodat waarnemingen van
zich 'verdacht' gedragende vrouwtjes, vanaf de
tweede week in mei op een mogelijk broedgeval
c.q. -poging wijzen. Afhankelijk van de weersom
standigheden in april en mei zal het gemiddelde
broedpaar iets eerder of iets later aan een broedsel
beginnen.
Een typisch verschijnsel zoals dat de laatste ja
ren op de Hompelvoet wordt waargenomen is het
verschijnen van Middelste Zaagbekken op de zoet
watervijvers kort voor de vestigingstijd (in '89
max. 6 a 7 pr. in de eerste week van mei). Dit voor
al om te baltsen en te rusten.
Opgroei van de jongen
1977 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 jaar
O - Hompelvoet - elders in Grevelingen
- mogelijk een broedgeval, maar niet met zekerheid
vastgesteld.
Sluiters vermeldt dat zowel ct als 9 de jongen be
geleiden. Wat dat betreft zit hij er voor de Greve
lingen - en wellicht ook elders - naast. Van de ca.
25 broedgevallen in de Grevelingen waarbij 9 9
met jongen zijn gezien en in veel gevallen hetzelfde
vrouwtje gedurende meerdere weken kon worden
gevolgd, was slechts één waarneming van een paar
(zowel o- als 9) 8 kleine pulli.
Tijdens de broedtijd spelen de mannetjes nog
wel een rol door in de omgeving van het nest de
wacht te houden en het vrouwtje bij het foerage-
ren te begeleiden. De eerste paar dagen na het uit-
53