komen kan het aantal jongen aanzienlijk slinken
en sommige 9 9 raken alle jongen snel kwijt, an
dere daarentegen brengen alle kuikens groot. Toch
verschilt het broedsukses per jaar nogal waarbij de
weers- en voedselomstandigheden waarschijnlijk
een belangrijke rol spelen.
Predatiepogingen door Zilvermeeuw, Kleine- en
Grote Mantelmeeuw zijn waargenomen, deze wa
ren echter zonder sukses. Het 9 Middelste Zaag-
bek reageert zeer alert en fel op een omlaag dui
kende meeuw. Ze spurt op de meeuw af en weet
deze al snavel happend en water opspattend snel
tot andere gedachten te brengen. De jongen reage
ren op gekwaak van het vrouwtje door vlug op een
kluitje te gaan zwemmen. Toch zal zo nu en dan
wel een jong door meeuwen gepakt worden, al
lijkt me dit niet de belangrijkste sterftefactor.
Dit seizoen zagen we een 9+11 jongen (ca. 3
wk) op de plaats waar steeds een 9 5 en 9
6 pulli gezien waren. In de daarop volgende week
werd alleen het 9 11 jongen waargenomen.
Aangezien de jongen precies dezelfde leeftijd had
den lijkt het waarschijnlijk dat één van de vrouw
tjes de jongen van het andere vrouwtje had 'over
genomen', een verschijnsel dat we bij Bergeenden
ook vaak zien (crèche vorming).
Met de jongen wordt altijd in het ondiepe water
binnen de oeververdediging gefoerageerd. Ze kun
nen meteen al aardig duiken en scharrelen hun
kostje dan ook voor een groot gedeelte onder wa
ter op.
Voedsel
De jongen zullen al naar gelang hun leeftijd,
naast insekten die van het wateroppervlak gepikt
worden, leven van aasgarnalen, vlokreeftjes, gewo
ne garnalen, kleine visjes enz. Naar het voedsel
van adulte Middelste Zaagbekken in de Grevelin-
gen is in de winter '81-82 onderzoek gedaan door
Doornbos (Fig. 6). De uitkomsten van dit onder
zoek geven de voorkeur aan van de Middelste
Zaagbek tijdens de winter, maar de percentages
van de diverse prooidieren in het voedselpakket
zullen per seizoen en per jaar sterk variëren, al
naar gelang het aanbod en de vangbaarheid.
Fig. 6: Maaginhoud van 25 Middelste Zaagbekken die van
december 1981 tot maart 1982 op het Grevelingenmeer
voor onderzoek werden geschoten. Links: verdeling naar
aantal, rechts naar gewicht. (Naar Doornbos).
Wi1013 g
Grondel B Driedoornigé Stekelbaars
E Garnaal Rest
In de periode 1 april - 1 augustus wordt veel bin
nen de oeververdediging (Fig. 7) gevist in water
van 0,20 - 1,00 m diepte. In april wordt vaak op
Zagers gevist, hierbij zien we nogal eens kleptopa-
rasitisme (prooiroof) door Zilver- en Stormmeeu-
wen. In de overige maanden wordt regelmatig gar-
nalenvangst waargenomen. Grondels zullen in
deze periode ongetwijfeld ook veel gegeten wor
den, maar er zijn geen zichtwaarnemingen die dat
bevestigen en om tijdens de broedtijd vogels voor
maagonderzoek af te schieten lijkt een beetje te
veel van het goede.
Natuurzone moet rust bieden
Omdat Middelste Zaagbekken vooral overdag
foerageren (ze vissen op zichtwaarneming) en zich
dan met de kuikens in de ondiepe oeverzone op
houden, zijn ze in die periode gevoelig voor lang
durige verstoring. Deze periode valt juist in de va-
kantietopmaand juli. Verstoring geeft kans op
verhoogde predatie en vermindert de foerageer-
v
>kuOeel
oevjeroerdedi^'^
^•norkéeode' 2Qa<
x^betckfo
54