Verhalen van vroeger mogelijkheden. Recreatie in het ondiepe water langs de oever (surfers, kanovaarders, mosselzoe kers, pootjebaders) zou binnen de natuurzone in de Grevelingen voorkomen moeten worden. Nu gebeurt dat alleen bij de Hompelvoet tijdens het broedseizoen. De rest van de Grevelingen is wat dat betreft vogelvrij en daarom ook vaak letter lijk, vrij van vogels. Naast recreanten zijn het ook de beroepspaling- vissers die met hun aktiviteiten binnen de oever verdediging regelmatig voor verstoring zorgen wat de natuur beslist niet ten goede komt. Samenvatting Sinds de vestiging van de Middelste Zaagbek in de Grevelingen (1977) is hier een kleine, langzaam groeiende populatie ontstaan. Deze situatie is uniek voor Nederland. Het merendeel van de broedgevallen vindt plaats op de Hompelvoet (ruim 300 ha.), terwijl af en toe ook elders in het meer wordt gebroed. De nesten worden meestal diep in dicht duin doornstruweel gemaakt, een enkel nest wordt ge vonden in een helmpol. De afstand van de ingang van het nest tot aan de oever is over het algemeen minder dan 10 meter. De uitkomstdata van de eieren in de periode 1978-1989 varieert van 20 juni tot 22 juli. Het aan tal kleine pulli (max. enkele dagen oud) per broed- geval varieerde van 5 tot 12, en bedroeg in meer dan de helft van de broedgevallen 7 of 8. Waarge nomen predatie pogingen door Zilver- en mantel meeuwen waren niet suksesvol. Met de jongen wordt vrijwel altijd binen de oeververdediging ge- foerageerd. In één geval werden, zeer waarschijnlijk, jongen (3 weken oud) van een vrouwtje overgenomen door een ander vrouwtje dat ook jongen had (crè chevorming). Door adulte Middelste Zaagbekken wordt in de broedtijd o.a. op Zagers en Gewone Garnalen gevist. Verstoring van 9 9+ pulli in het ondiepe wa ter door recreanten en palingvissers, zou binnen de natuurzone in de Grevelingen voorkomen moeten worden. Literatuur BEIJERSBEREN, J. A. V. d. BERG, 1980. De Grevelin gen. Kerckebosch b.v., Zeist BURTON, PH. P. HAYMAN, 1977. Het Vogelboek. Zo mer Keuning, Ede-Antwerpen. KRAKER, C. DE et al 1980 t/m '89. Verslag Hompelvoet. Rapporten SBB, Goes. me1n1nger, P. L„ H. J. M. baptist G. J. slob, 1984. Vogeltellingen in hel Deltagebied 1975-76, 1979-80 - Rapport RWS/SBB. ME1NINGER, P. L. A. M. M. VAN HAPEREN, 1988. Vogeltellingen in het zuidelijk Deltagebied 1984/'85 - 1986/'87 - Rapport RWS/NMF. NIENHUIS, P. H. et al, 1985. Het Grevelingenmeer. DI- HO, Yerseke. SLOB, G. J., 1989, 15 jaar Grevelingenbekken. Rapport SBB, Goes. SLUITERS, j. E., 1958. Prisma Vogelboek. Prisma uitge verij Utreeht-Antwerpen. TEIXEIRA, R. M„ 1979. Atlas van de Nederlandse Broedvogels, 's Graveland. vogelwerkgroep avifauna west-nederland, 1981. Randstad en Broedvogels, Tilburg. WIELEN, W. N. v. d. 1977. Grevelingenmeer, broedvogel- inventarisatie 1977. Rapport SBB, Goes/Bommenede. Zeehonden in de Krammer en Grevelingen Ruim zeventig jaar geleden kon men in de Grevelingen en de Krammer bij laag water soms wel vijftien a twintig zeehonden tegelijk zien. Vaak lagen ze te zonnen, vooral op de Grote Plaat voor Oude-Tonge. Volgens ruwe schatting zouden meer dan honderd zee honden de rivieren bevolken. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1989 | | pagina 25