r-Verhalen van vroeger Wanneer wij tamelijk ver gingen zwemmen bootsten we het blaffen na van de zeehon den. Ze waren erg nieuwsgierig en het resultaat was dat we de dieren dicht konden bena deren. Ze doken altijd vrij plotseling onder en verdwenen dan. De platen bij het zoge naamde Gat van Willem Drie waren een goede plaats om zeehonden te zien. In de dertiger jaren ging ik vaak zeilen met mijn vriend Willem de Vin. Soms voeren we naar een plaat en dan groeven we ons in in het zand. De Vin, die heel z'n leven op het water had doorgebracht, kon het blaffen van zeehonden goed nadoen en zo zagen we de beesten van dichtbij. Op een dag hebben we een achtergebleven zeehondje meegenomen naar huis. De ba byzeehond groeide goed en iedere dag haalden we vers zout water in de haven van Oude- Tonge. Bij de visboer kochten we visafval, maar op den duur was het eten niet meer aan te slepen. We hadden veel plezier van het dier, dat erg mak was geworden, maar we zagen ons toch gedwongen het de vrijheid terug te geven. We lieten de zeehond los in de haven en hij zwom er snel vandoor. Of hij het gered heeft in de vrije natuur weet ik niet. In 1915 en 1916 stonden er op de Hoek van St. Jacob twee kleine huisjes. In één daar van woonde Frans van Erkel en in het andere Leo Martin. Laatstgenoemde miste beide voeten als gevolg van een spoorwegongeval. Hij had een klein pensioen en trachtte voor z'n grote gezin wat bij te verdienen. Door de visserijinspectie was berekend dat elke vol wassen zeehond 10 a 15 kilogram vis verslond. Leo Martin was aangesteld als zeehon denjager en als salaris kreeg hij voor iedere zeehond 2,50. Met een roeiboot verschalk te hij de dieren en schoot ze af. Met hulp van anderen sleepte hij de dieren naar de wal. Hij smolt het spek in een fornuis en de zogenaamde „traan" verkocht hij. Traan werd gebruikt voor oliejassen. Het stonk geweldig op de Hoek. De zeehondenstand verminderde snel, terwijl ook de visstand achteruitging. Het bleek dat de zeehonden alleen oude en zieke vis vingen, zodat de visstand juist gezond bleef. Door stroperij en vervuiling van het water is de stand verder teruggelopen. Vol gens geruchten zijn er nu weer hier en daar zeehonden gesignaleerd. Ik vind het erg jammer dat deze mooie en vriendelijke dieren zijn verdwenen als tol voor onze vooruitgang. C. Heestermans sr., Oude-Tonge 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1989 | | pagina 26