Zeebiologisch verslag van een kortochtje op de Oosterschelde oftewel de bijvangst van „Kor en Bot" „De tocht biedt trouwens ook aan biologen mo gelijkheden te speuren naar bijzonderheden. Krabbetjes, visjes en een zeldzame garnaal zijn een lust voor het wetenschappelijk oog". PZC 4-9-89 Arthur Oosterbaan Na lezing van het artikeltje over de jaarlijkse kortocht in de Provinciale Zeeuwsche Courant kan men zich afvragen welke „krabbetjes, kreeftjes, visjes en een zeldzame garnaal" een lust waren voor welk wetenschappelijk oog. Welnu, onderge tekende was op 2 september 1989 voor de eerste maal aanwezig aan boord op de mosselkotter van de familie Schot, en heeft zich inderdaad uitste kend vermaakt. De vondsten op paleontologisch gebied mochten wat tegenvallen, de sfeer onder de leden van het illustere gezelschap was zeker niet bedrukt. Zij hadden genoeg te doen. Waar komen Zeeuwse vissers en notabelen, Belgische koks, Leidse paleontologen en biologen en hun aanhang elkaar verder nog tegen? In de tabel staan de levend voorkomende soor ten die ik ter plaatse en achteraf kon vaststellen en die, hoewel uiteindelijk als bijvangst gekwalifi ceerd, de botten en zelfs de stenen in volume ruim schoots overtroffen. Men kon werkelijk de wriemelende myriaden Brok keisterren op het dek niet over het hoofd zien. Deze soort heeft kennelijk goed geprofiteerd van de afgelopen twee zachte winters. Men kon van een plaagachtig voorkomen spreken. De met een stok tussen de massa's stekelhuidigen naar zijn ge liefde objecten speurende heer Kortenbout van der Sluijs plaatste tenminste deze verzuchtende op merking: „Ik zie sterretjes!" Zeekreeft Hydropoliepen waren ook talrijk aanwezig. Op vallend waren de fraaie grote kolonies van de Ha ringgraat, en ook het Zeeboompje was met forse kolonies (tot 15 cm hoog) aanwezig. Van de laatst genoemde heb ik helaas geen levende exemplaren gevonden, en de voorzichtige determinatie is geba seerd op de groeivorm. Wel trof ik een levende ko lonie van het Haarpijpje aan op een Spinkrab. De ze dieren hebben de gewoonte om zich te camoufleren door allerlei groeisels uit hun omge ving op hun rugschild te plaatsen, en dit exem plaar was wel zeer fraai begroeid, o.a. ook met een Haringgraat en Zaksponzen. We vingen zo'n 20 Spinkrabben, meest vrouwtjes met eieren. Het zeldzame garnaaltje was Pandalina brevi- rostris, slechts één maal eerder in Nederland ge vonden (overigens op dezelfde plaats). Het diertje werd herkend door de heer G. Heerebout, die ooit als hardwerkend zeebioloog de figuren van de We tenschappelijke Mededeling (KNNV) over Deca- poda heeft verzorgd. Nu heeft hij andere bezighe den gevonden. Het fraaie exemplaar, een vrouwtje zonder eieren, is inmiddels toegevoegd aan de col lectie van het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie te Leiden. Honderden Wulken, Slangster ren en Zeeappels tref je ook niet elke dag. Kortom, volgende keer wil ik weer graag mee. 76 Noordzeekrab

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1989 | | pagina 14