Ten aanzien van het streekplan bleken er in dit stadium niet of nauwelijks strijdigheden te be staan. Hierna werd voorgesteld deze knelpunten zichtbaar te maken door het opstellen van een aantal inrichtingsvarianten, nl: 1. ten behoeve van de bescherming en de ontwik keling van de natuur- en landschapswaarden in met name het zandwallengebied worden vooral als instrument beheersovereenkomsten ingezet. Reser vaatvorming vindt slechts op bescheiden schaal plaats, onder meer ten behoeve van zonering (re creatie). Kleinschalige maatregelen op het gebied van landschapsbouw. Waterconservering zowel voor de landbouw als voor de natuurwaarden van de aanliggende gebieden. 2. Als 1 maar de zonering in het zandwallengebied versterken door boselementen en accentuering van de overgang van het oude land naar de jongere polders. 3. reservaatvorming in het zandwallengebied ten behoeve van de bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Geen aanleg van bos en op beperkte schaal maatregelen in het ka der van landschapsbouw. Zoetwateraanvoer van buiten het gebied met maatregelen om negatieve effecten op natuurwaarden tegen te gaan. De discussie die hier op volgde werd gevoed door een verdere uitwerking van de deeladviezen landschapsbouw en het NWC-advies. Zodoende werd een aantal zaken duidelijk: - Zowel bij de agrariërs als bij de natuurbescher ming is er weinig behoefte aan (produktie-)bos op grote schaal. - Het toepassen van beheersovereenkomsten in het zandwallengebied stuit op een aantal bezwaren en problemen. Zo is er bijvoorbeeld geen be- heerspakket wat op de situatie is toegesneden en geeft de natuurbescherming de voorkeur aan re servaatvorming, omdat dit wel planologische be scherming op langere termijn biedt, wat van de vrijwillige beheersovereenkomsten niet kan wor den gezegd; - vanuit de natuurbescherming gezien is het niet gewenst reservaatvorming als middel toe te pas sen om de recreatie te zoneren, maar dient reser vaatvorming om de natuurwaarden te bescher men en/of te ontwikkelen. - er bestaan grote bezwaren in de commissie tegen het ontsluiten van het zandwallengebied voor de verblijfsrecreatie door middel van wandel- en fietspaden. Conclusies die verder uit de discussies volgden zijn: - Bosaanleg op beperkte schaal voor buffering van de recreatieterreinen en accentuering van de overgang zandwallengebied-strandpolders. De „bossen" zullen een belangrijk natuuraccent hebben. - Voor het zandwallengebied de ROL toepassen als vrijwillige beheersmaatregel. - Reservaatvorming in de polders van enkele dijk- bermen, langs kreken en langs de duinranden af hankelijk van de ecologische relaties. - Reservaatvorming in de Preekhilpolder en langs RW 57. - In het kader van de streekplanherziening wordt het thema natuurontwikkeling in een werkgroep nader onderzocht. Bovenstaande constateringen hebben geleid tot het opstellen van twee nieuwe inrichtingsvarianten voor het schetsontwerp; 1-relatief veel reservaat in het zandwallengebied (140 ha) en relatief weinig in de strandpolders (25- 50 ha natuurontwikkeling) en 30 ha in de Oude- landpolders. 2-relatief weinig reservaat in het zandwallengebied (80 ha) en relatief veel natuurontwikkeling in de strandpolders (50-75 ha) en 30 ha in de Oudeland- polders. Daarnaast een onbekend maar klein aantal hec tares met beheersovereenkomsten en bij beide vari anten 30-40 ha boselementen. De genoemde getal len geven slechts een indicatie! Een variant met zoetwateraanvoer kan in een later stadium aan één van de twee alternatieven worden gekoppeld. Het uiteindelijke schetsontwerp kan een mengvorm zijn van de bovengenoemde inrich tingsvarianten. Recente ontwikkelingen Deze zomer presenteerde de provincie de nota beslispunten Zuid-Holland Zuid in verband met de herziening van het streekplan, waarin GS de he le kop van Goeree de aanduiding ANL willen ge ven, dat wil zeggen agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarden. Het accent ligt in hoge mate op de natuurbelangen (natuurontwik keling). Verder verscheen van de provincie de nota „duin en achterland" waarin de gewenste ecologi sche relaties tussen de kustduinen en het achter land worden geschetst. Hieruit spreekt eveneens de wens van natuurontwikkeling met name in de strandpolders. Een en ander heeft nogal wat op schudding veroorzaakt bij het agrarisch deel van de commissie en heeft geleid tot een brief van de commissie aan GS waarin wordt aangedrongen geen keuze te maken voor een accent op landbouw of natuur voor het gebied. Zeker niet in deze be- 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1989 | | pagina 23