Start van het FLORON-onderzoek in Zeeland FLORON staat voor FLORistisch Onderzoek Nederland. Het is een stichting die net als het SOVON - het samen werkingsverband van vogelaars - en een aantal andere in het leven is geroepen om met gebruikmaking van geld van de rijksoverheid te komen tot een gegevensverwerking in geautomatiseerde bestanden. De gegevens van het FLORON zullen worden opgesla gen bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De landelijke coördinator is Eddy Weeda, bij de meesten be kend als ondermeer de samensteller van de Oecologische Flora. Daarnaast zijn er in Nederland 21 regionale coör dinatoren, waarbij ondergetekende voor de provincie Zeeland in zijn geheel verantwoordelijk is. (Voor Goeree- Overflakkee is dit Geert van Poelgeest). De aanleiding om voor deze organisatievorm te kiezen is tweeledig. Op de eerste plaats was het deels een gevolg van de eisen en voorwaarden van de subsidieverstrekkers. Daarnaast ligt er het feit dat het projekt „Atlas van de Nederlandse Flo ra" is afgelopen. Het derde en laatste deel van deze Atlas is op 21 december 1989 verschenen. De drie Atlas-delen bevatten verspreidingskaarten van alle inheemse wilde planten. Opgenomen zijn alle gegevens die beschikbaar waren tot begin jaren tachtig. De ervaring hiermee opgedaan leert dat een projekt met een looptijd van enkele tientallen jaren te weinig in zicht geeft in de vele wijzigingen die kunnen optreden binnen een periode van enkele jaren. De gegevens zijn na afloop van zo'n lange periode verouderd. Daarnaast zijn de atlasblokken van 5x5 km2 te groot voor het trekken van gedetailleerde conclusies over de verspreiding van soorten (zie fig. 1) en duurt het veel te lang voordat men sen die gegevens hebben verstrekt de resultaten op papier zetten. FLORON heeft daarom besloten om de streep- lijsten voortaan op te stellen per kilometerblok en per jaar zoveel mogelijk mensen bij het projekt te betrekken. Dit laatste kan alleen maar slagen als de papieren rompslomp tot een minimum beperkt wordt en rekening wordt gehouden met determinatieproblemen. Attractieve aandachtsoorten De opzet van het projekt „Attractieve aandachtsoor ten" is de uitwerking van deze gedachten. Hiervoor is een lijst met 105 soorten opgesteld, die landelijk gevolgd worden. Sommige soorten van deze lijst komen dan ook niet in onze provincie voor. Het gaat in alle gevallen om gemakkelijk herkenbare, nauwelijks met andere soorten te verwarren planten zoals Waternavel, Zeealsem en Mar griet. Gewone agrimonie bijvoorbeeld staat er niet in vanwege de mogelijke verwisseling met de Welriekende agrimonie. Alle soorten zijn bruikbaar als indicatorsoort voor de drie hoofdoorzaken ^an achteruitgang waarmee onze flora te kampen heeft: verdroging, vermesting en verzuring. Een speciale nederlandstalige streeplijst die hierbij wordt gebruikt is bij mij te krijgen (gratis, dit in tegenstelling tot de KNNV-streeplijsten) (zie fig. 2). Het formaat is - tot nu toe - een dubbelgevouwen A3. De in gevulde streeplijsten worden aan het eind van het jaar door mij getekend voor gezien waarna ik ze doorstuur naar de landelijk coördinator. De gegevens zulen daarnaast worden opgeslagen bij de Provinciale Planologische Dienst Zeeland, waar inmid dels ook de gegevens (in de vorm van streeplijsten) van Jan Willem Jongepier en Abraham de Visser zijn be land. Behalve het deelprojekt „Attractieve Aandacht soorten" zijn er plannen voor andere deelprojekten, zo- Anemone nemorosa Bosanemoon per km.hok Fig. 1: Voorbeeld van de verspreiding van Bosanemoon in Noord-Brabant waaruit blijkt dat het kilometerhoksysteem de werkelijke verspreiding veel beter weergeeft. Het uurhoksysteem geeft n.l. geen informatie over ondermeer de hoe veelheid exemplaren per groeiplaats, het biotoop of de frekwentie van voorkomen. (Fig. uit: J. M. A. Cools, 1983, Atlas van de Noordbrabantse flora). 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1989 | | pagina 28