Brief*
3.7.47
Eergisteren en gisteren ben ik met Miep naar Goeree en Afzettersvee geweest.
Door Gods groote goedheid waren we attent gemaakt op Ouddorp, dat aan het
eind van Goeree ligt, maar net niet genoeg aan het eind, zoodat de zee nog wel
3 KM ver is. Overigens krijg je er weinig voor veel geld, ook in de winkels is
alles duurder, maar het is er stil en het herinnert eenigszins aan Camperduin,
met veldjes kers, ook donkerrooie en net zoo'n begroeiing. Een mooi strand,
met een vooruit springende duinkaap, die aan de Middellandsche Zee doet den
ken, zoodat je een baai krijgt, met 21 visschersscheepjes. Je liep je gammel
door het rulle zand, want al die adressen lagen zoover uit elkaar en niemand
wist iets. Je kon overal voor nix naar W. Westhoeve vragen tot er eindelijk een
op de gedachte kwam dat je Woud van Jopje bedoelde en eerst was er 1 gele
steenen molen uit 1846 en toen stond die molen ineens ergens en daar leek 't
net op waar we een paar uur tevoren waren geweest en toch ook weer niet en
toen was daar een kerkhof, nou, dat hadden we zeker eerst niet gezien. „Jij ziet
toch ook duidelijk een kerkhof? Ja, dat was er vanmiddag niet." En we kwa
men in de war en toen waren er 2 precies de zelfde molens uit 1846. Maar soms
was er ineens maar weer één, wat allemaal bezwaarlijk was.
En we zijn in Goeree op den toren geklommen, een grootsch watergezicht, 't
eiland is er zoo smal dat de waters er bijna aan elkaar komen en je zag Schou
wen en de Zandbanken, een popperig stadje, geheel gaaf, met echte straatjes,
allemaal rooie daakjes. Als je 't een klein beetje in elkaar schuift kan 't, haven
tje en al, op 't gedempte Rokin.
Op 't pleintje bij 't bankje kwamen we dominee Van Koetsveld tegen, die ons
vroeg hoe 't met Nicolaas Beets ging, n.b.l En de gelagkamer was zoo hoog als
een kerk, maar je kon er nix te eten krijgen en ook niet overnachten, al heette
't: „Hotel de Gouden Leeuw", maar hij heeft voor ons getelefoneerd naar
Meier in Middelharnis en daar hebben we geslapen en er was geen handdoek
en er waren maar twee klontjes bij een groote pot thee voor twee personen (je
bent dan een persoon) en nou hebben we nog vergeten Meier om z'n portret
te vragen.
Overigens is Middelharnis een deftig stadje, behalve dat er op een prominente
plaats een complete Brenninkmeyer staat van een meneer Nipius die van die
afgrijselijke wassen koppen met ordinaire grijze petten etaleert, waar ze een
waaggebouwtje met luifel voor hebben afgebroken in 1932. God ziet toch blijk
baar niet alles. En ze nemen zelfs drie centen meer voor een tubetje Optalidon
en als je inlichtingen krijgt zijn ze verkeerd (op 't heele eiland), zelfs als ze ze
uit een boekje halen, en de „station"-chef van Goeree weet zelf niet precies
wanneer z'n trammen gaan. Dus dat hebben we alweer gehad en schrijf gauw.
Het varen van Hellevoetsluis naar Middelharnis over een heel breed water is
Deze tekst werd gepubliceerd uit de literaire nalatenschap van Nescio; titel toegevoegd door
M. J. Boas-Grönloh.