öfe t val een bescherming door als gemakkelijker te grijpen prooi de eerste eetlust van de ratten te stil len. Deze wel zeer ongebruikelijke bescherming door als „kanonnenvoer" te dienen zal niet vaak voorkomen. Het is bekend dat sterns op broedplaatsen waar Sociaal vissen van Aalscholvers Al eens eerder (Sterna 3 4, '88) werd het so ciaal vissen van Aalscholvers in de Grevelingen door mij beschreven en eveneens door Gerard Slob in het SBB-rapport "15 jaar vogelontwikkelingen in het afgesloten Grevelingenbekken". Daarbij ging het om groepen van resp. 80 en 40 a 60 ex, dit seizoen werden echter veel grotere aantallen Aal scholvers waargenomen die groepsgewijs aan het vissen waren. Voor het eerst werd het verschijnsel deze zomer door ons op 25 juli opgemerkt. Stil weer en al vroeg warm. 'n Druk gespartel op ca. 1 km ten zuiden van de Hompelvoet trekt de aandacht. Kijker en telescoop brengen de aard van het gespartel aan het licht. Het blijkt een groep zwemmende en duikende Aal scholvers waarvan telkens een deel opvliegt en even verderop weer invalt waarna ze meteen on derduiken. Op deze 'haasje over' manier wordt een school vissen achtervolgd. Slechts een en kele vogel komt met een vis boven en die is dan hooguit 20 cm lang. Waarschijnlijk gaat het hier dus om Sprot, een klein haringachtig visje dat in de Grevelingen tamelijk veel voorkomt. Kleine vis wordt door Aalscholvers onder water al meteen doorgeslikt vandaar dat er maar zo weinig met vis in de bek boven komen. Bij een vlugge telling, meer een schatting eigenlijk om dat je met steeds maar duikende vogels in feite niet kunt tellen, kom ik tot ca. 300 ex., wat ver moedelijk aan de lage kant is. Er boven vliegen meeuwen en sterns die regelmatig tussen de vis sende Aalscholvers omlaag duiken om een visje ze door grondpredatoren zijn verstoord in volgen de jaren vaak niet meer terugkeren. Kokmeeuwen zijn daar minder gevoelig voor, maar ook zij kie zen het daarop volgend broedseizoen soms voor een andere lokatie. Zodoende wordt het broedsei zoen '91 door ons met spanning afgewacht. te pakken. De groep wordt geleidelijk kleiner. Vogels met een volle maag vliegen weg naar zit plaatsen. Toch blijft het bijna een half uur du ren voordat de laatste Aalscholvers tenslotte door toenemende recreatievaart verdwijnen. Ook in de volgende dagen - eveneens warm en wei nig wind - wordt hetzelfde verschijnsel waargeno men. Steeds om ongeveer dezelfde tijd, tussen 7.30 en 8.30 uur, wat samenhangt met het gedragspa troon van de vissen, 's Nachts foerageren ze in on diep water en komen ze meer naar de oppervlakte, terwijl ze overdag dieper water opzoeken. Op 27 juli kon het aantal vissende vogels mooi geteld worden. Het vissen was nog volop aan de gang maar omdat de school vissen naar dieper wa ter 5 m) wist te ontsnappen was de vispartij ineens afgelopen en vlogen alle Aalscholvers in een lange lijn naar een naburige zitplaats. Het be trof toen maar liefst 650 exemplaren. Op 30 juli zagen we ze niet vissen, al was er wel een stroom van aanvliegende vogels (uit richting Goedereede) die het Springersdiep volgde en wat later op de ochtend veel vogels die van de Kabbe- laarsbank oostwaarts vlogen. Wellicht dat ze in deze omgeving een school vissen hadden op gespoord. Half augustus bleken er op de zitplaats bij de Kabbelaarsbank ruim 2.000 Aalscholvers te zitten (meded. H. Smits, SBB). Aangezien dit het normale aantal is dat gewoonlijk rond deze tijd van het jaar in heel de Grevelingen verblijft is het goed mogelijk dat ze hier kort tevoren met z'n al len gevist hadden*. Dat moet dan wel een heel Hoewel het groepsgewijs vissen elders in het Deltagebied niet in deze orde van grootte wordt waargenomen, kan men in het IJsselmeer nog veel grotere groepen gezamenlijk zien foerageren: „concentraties van 6.000-8.000 ex. zijn geen uitzondering", volgens de Atlas van de Nederlandse Vogels (SOVON, 1987).

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1990 | | pagina 17