Op De Beer was de Bonte Kraai 's winters talrijk aanwezig. Foto: F. P. J. Kooijmans. jaren, toen we juist een reeks koude winters beleef den. Mede gelet de gang van zaken in de lange en strenge winter 1978-79, lijken temperatuursitua- ties, althans incidentele, van weinig invloed op de bonte kraaienpresentie in het Noordelijk Deltage bied. Voorts valt op dat wanneer er de laatste jaren nog sprake is van enig aantal Bonte Kraaien, de waarnemingsdatum in het najaar valt. En tot slot de aantekeningen dat de plaatsen waar ik die spaarzame Bonte Kraaien nog ontmoet, nauwe lijks onder een noemer 'geprefereerd biotoop' te brengen zijn. Meestal zijn ze in de buurt van grote vogelconcentraties. Sinds 1987 zijn er 's winters een of enkele op de Hellegatsplaten, waar kenne lijk wordt geaasd op de hier talrijke vallende draadslachtoffers. Tabel 2. In het Noordelijk Deltagebied maximaal per seizoen aantal waargenomen Bonte Kraaien over 1974 t/m 1990. Seizoen datum excursie naar aantal 1973-74 5-1-1974 Goeree/Putten 60 1974-75 26-10-1974 ABH/Cromstrijen 67 1975-76 31-1-1976 Goeree-Overflakkee 70 1976-77 6-11-1976 ABH/Cromstrijen 60 1977-78 27-11-1977 Goeree/Schouwen 40 1978-79 6-1-1979 Goeree/Schouwen 10 1979-80 31-12-1979 Goeree-Overflakkee 35 1980-81 22-2-1981 Hoeksche Waard 20 1981-82 16-1-1982 Goeree/Schouwen 35 1982-83 13-2-1983 ABH Cromstrijen 30 1983-84 28-1-1984 Goeree/Schouwen 35 1984-85 17-11-1984 Goeree-Overflakkee 12 1985-86 16-11-1985 Hoeksche Waard 6 1986-87 15-11-1986 Goeree-Overflakkee 3 1987-88 29-11-1987 ABH Cromstrijen 2 1988-89 10-12-1988 Hellegatsplaten 3 1989-90 25-11-1989 Goeree-Overflakkee 5 1990 4-11-1990 ABH Cromstrijen 4 Winterkwartier Meininger Slob opperen als oorzaak van de daling van het aantal Bonte Kraaien in de Westeu- ropese winterkwartieren zowel populatie-afname als verschuiving van het winterkwartier naar het noorden, waarbij het laatste als het meest waar schijnlijk uit de bus komt. Bij ons overwinterende Bonte Kraaien zijn meestal van Fenno- Scandinavische afkomst. Uit Zweden komt het bericht dat de laatste de cennia steeds meer Bonte Kraaien in gebieden in Midden- en Zuid-Zweden blijven overwinteren. Hoewel de soort in dit land aan vervolging door de mens bloot staat, werd plaatselijk toch een popu- latiegroei vastgesteld. Onlangs correspondeerde ik over de Zweedse bonte kraaiensituatie met Sören Svensson van de Universiteit van Lund. Deze ver richt in Zweden veel onderzoek en stelde gegevens ter beschikking die betrekking hebben op broedvogel- en wintertellingen alsmede doortrek- cijfers bij Falsterbo. Het door Svensson be schouwde tijdvak loopt vanaf 1975/76 tot en met 1989/90. De broedpopulatie blijft vrij stabiel, met de laatste jaren een lichte tendens tot stijgen. Het aantal doortrekkers bij Falsterbo daalde aanzien lijk (index 71 in 1990 tegen 123 in 1975). Daarmee verband kan houden een stijging in het aantal overwinteraars in Zweden (index 75 voor 1975/76 bij 106 1989/90). In twee Poolse studiegebieden, waarvan een in de Barycz Vallei, nam tussen 1980 en 1985 het aan tal broedparen af van 50 tot 26 en viel tevens een daling van het broedsukses te melden. In Polen wordt in groot aantal overwinterd met troepen tot 150 stuks (schr. med. W. Grabinski). Uit de voor malige DDR zijn geen opmerkelijke veranderingen in de broed- en wintersituatie van de Bonte Kraai beschikbaar (schr. med. D. Robel). Een verschuiving van het winterkwartier naar het noorden komt ook naar voren uit het feit dat toen de Bonte Kraai in ons gebied al als schaars te boek ging staan, ze in de Flevopolders nog volop aanwezig was. Op 29 december 1979 noteerde ik er daar „enkele honderden" en op 27 december 1980 „talrijk". Maar tien jaar later, op 27 december 1990, telden wij tijdens een Flevo-excursie er slechts 3. Najaar 1990 waren ze in de Lauwersmeer nog gewoon (mond. med. L. Preesman). De vraag rijst of zich wijzigende klimatologi sche omstandigheden dan wel nog andere oorza ken een rol spelen bij de noordwaartse verschui ving van het winterkwartier. Van Zwarte Kraaien, Eksters en de grote meeuwen, soorten die alle in Nederland de laatste decennia in aantal toenamen (SOVON 1979), kan men zich voorstellen dat ze als voedselconcurrenten van de Bonte Kraai kun nen optreden. Maar het voedselvolume dat onze wegwerpsamenleving voor deze soorten afscheidt, nam ook enorm toe... Hoe dan ook, het ziet er naar uit dat wanneer het met de Bonte Kraai in ons gebied zo doorgaat, de waarnemingsrubriek van Sterna er binnenkort een soort bij heeft. Literatuur MEININGER, P. L. G. J. SLOB. Voorkomen van de Bonte Kraai Corvus corone comix in het Deltagebied in 1973-82. Limosa 56: 243-247. SOVON. 1979. Atlas van de Nederlandse Broedvogels. Deventer. STRIJBOS, J. P. Waar de stilte spreekt. Amsterdam. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 6