Waar zijn
Kraaien
gebleven?
G. L. Ouweneel
Van de achttien tussen 14 oktober en 31 december 1990 in het Noordelijk Deltagebied ondernomen
excursies, leverden slechts vijf tochten Bonte Kraaien op. In totaal ging het daarbij om 10 vogels. Alleen
tijdens twee excursies, begin-november naar de in de Hoeksche Waard gelegen Ambachtsheerlijkheid
Cromstrijen, zag ik meer dan 1 Bonte Kraai, namelijk 4 repectievelijk 3 exemplaren. Op Goeree-
Overflakkee zag ik najaar 1990 helemaal geen Bonte Kraaien.
Wie 25 jaar geleden had voorspeld dat bij anno 1990 gehouden najaarsexcursies in het Noordelijk Del
tagebied de kans om een Slechtvalk op de lijst te krijgen groter zou zijn dan een Bonte Kraai, zou una
niem voor gek verklaard zijn. Toch was dit het geval.
De afname van het aantal Bonte Kraaien als
doortrekker en wintergast is zeker geen nieuw fe
nomeen. Aan de hand van de onder auspiciën van
Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat Deltadienst
maandelijks gehouden vogeltellingen, becijferden
Meininger Slob (1983) dat tussen 1973 en 1982
de Bonte Kraai in het Deltagebied met ca. 50% in
aantal terugliep. Uit literatuurstudie kwam naar
voren dat de achteruitgang in het Deltagebied en
trouwens in geheel Nederland in een ruimere con
text te plaatsen valt en dat deze al enkele decennia
terug inzette. Daar naar mijn gevoel na 1982, het
jaar waarin Meininger Slob hun studie afsloten,
de Bonte Kraai alleen nog maar schaarser werd,
heb ik mijn excursiegegevens eens doorgenomen.
Situatie tot 1973
Mijn notities gaan terug tot 1951. Helaas
volstond ik er toen mee bij de waarneming van een
gewone soort, alleen de soortnaam te noteren. Tij
dens tussen half-oktober en begin-april gehouden
excursies, ontbrak de Bonte Kraai nooit. De toch
ten leidden naar Oostvoorne en De Beer, de Al-
blasserwaard, naar het ten noorden van Rotter
dam gelegen stadsbos de Kralingerhout en vooral
naar de uitgestrekte opspuitgebieden tussen Waal
haven en Pernis op IJsselmonde. De notities be
vestigen mijn herinnering dat in Rotterdam de
Bonte Kraai 's winters stadsvogel was. Soms valt
er uit de aantekeningen iets meer informatie te
putten, hoewel we anno 1991 met cryptische toe
voegingen als 'talrijk' en 'algemeen' weinig uit de
voeten kunnen. Bij een excursie naar Oostvoorne
op 4 april 1953 schreef ik voor de Bonte Kraai
'wordt nu schaarser", om aan te geven dat de
meesten weggetrokken waren. Op 23 februari
1954, na een periode van streng winterweer, was de
soort rond Pernis 'in groten getale' aanwezig en op
10 maart 1954, een dag met een lucht vol voor
jaarstrek, 'trok een stroom van Kieviten, Roeken,
Kauwen en Bonte Kraaien' over Rotterdam rich
ting noordoost.
Dat brengt ons op de bonte kraaientrek die, met
name in het najaar, getuige de beschrijvingen van
mensen als Jac. P. Thijsse en J. P. Strijbos, in Ne
derland in de eerste decennia van deze eeuw zeer
intens kon zijn. Midden vijftiger jaren viel daar
van ook nog te genieten. Najaar 1956 en 1957
brachten wij de meeste weekeindes door op De
Beer. Mijn aantekeningen vermelden voor 13 ok
tober 1956 sterke bonte kraaientrek met o.a. een
troep van ca. 50 stuks; op 20 oktober waren ze al
'algemeen' op De Beer. Voor 25 oktober 1957 ve-
4