kruid of gras al bezig was te verdwijnen. In 1989 blijken ten opzichte van 1977 wéér enkele zeld zaamheden van vochtige duinvalleien onvindbaar: Dwergzegge en Armbloemige waterbies. Door jaarlijks te meten zag men op een drietal geselek- teerde oppervlaktes het aantal soorten van 1972 tot 1980 teruglopen van 20-40 naar 10-20. In 1989 zitten we op de 5-15 soorten. Parnassia vormt let terlijk het sluitstuk. Van ooit massaal voorko mend, vond men in 1989 nog slechts 1 exemplaar! Perspectieven van een aangepast beheer: „liever iets dan niets" Al voor de Kwade Hoek in 1961 in bezit van Na tuurmonumenten kwam, werd het schor beweid met melkvee. Hiertoe was het gebied opgedeeld in vier vakken, waarin de veebezetting rouleerde. In twee vakken werd de beweiding pas na het broed- seizoen gestart om verstoring van broedvogels, als Kluut en Tureluur te voorkomen. Deze vorm van beweiding bleek niet te voldoen. Omdat men met melkvee werkte vond in het oosten overbeweiding en -betreding plaats. Daar werden immers de koei en tweemaal daags gemolken. In het westelijk ge deelte werd te weinig gegraasd. Verruiging kon daar niet voorkomen worden. Na 1970 werd de produktie aan vegetatie lager door de toegenomen zoute overstromingen. Be weiding lijkt sindsdien de verruiging te stoppen. Toch adviseren de onderzoekers om het melkvee te vervangen door jongvee. Plaatselijke overbetre- ding en overbegrazing wordt dan voorkomen, ter wijl de verrijkende invloed van beweiding op de vegetatie behouden blijft. Parnassia. Foto: Kees de Kraker. De Parnassiavallei werd vanouds pas in de nazo mer in beweiding genomen. Gevolg was dat de die ren het doorgeschoten gewas niet meer vraten maar destemeer vertrapten. Er volgden enkelq ex perimentele jaren, met vroeger laten grazen, be weiding met paarden en met minder dieren, maar Kwade Hoek; links van het raster begint de Parnassiavallei. Foto: Kees de Kraker.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 25