de verruiging werd niet afdoende bestreden en in
sommige gevallen zelfs gestimuleerd. Vanaf 1969
tot 1989 stapte men over op een maaibeheer. Het
centrale deel van de vallei werd in september/okto
ber gemaaid, en de rietzoom in de winter. Helaas
bleken de maaiperioden niet gelukkig gekozen.
Het zou veel effectiever de rietuitbreiding tegen
gaan als het maaien eind juli/begin augustus ge
beurt, dus vooral opslag van voedingsstoffen in de
overwinteringsorganen - de wortelstokken - plaats
vindt. In de winter maaien, zoals tot voor kort ge
beurde, houdt de rietzoom daarentegen juist in
stand! Worden in de Parnassiavallei de maaiperio-
des aangepast, dan zal de rietgemeenschap plaats
gaan maken voor de vegetatie met Watermunt,
Waternavel en Platte bies. De oorspronkelijke
zeldzame vegetatie zal echter niet meer terugkeren.
Het milieu is niet meer geschikt voor deze vegeta
tie.
Een alternatief voor het maaien zou een uitge
kiende beweiding kunnen zijn; 1 a 2 stuks vee zou
den in de vallei ingerasterd moeten worden tegen
de tijd dat het riet op zijn smakelijkst is, dus als
het net opschiet of net voor de bloei.
Leg je beide alternatieven naast elkaar dan
krijgt het maaibeheer de voorkeur. Voor een goed
beheer is continuïteit erg belangrijk. En het nieu
we maaibeheer wijkt dan alleen van het voorgaan
de af door een wijziging in de maaiperiode. Bo
vendien zou met beweiding van de Parnassiavallei
geen vegetatie ontstaan die iets bijzonders zou toe
voegen aan hetgeen in het overige beweide gedeelte
reeds groeit.
Of liever natuur dan namaak?
Met een aangepast beheer zoals hierboven om
schreven, lijken we aan het tevreden eind van dit
verhaal te komen. Voor weer eens tien jaar houden
we verruiging tegen en behouden we de bestaande
vegetaties. Maar waarom zouden we dit volhou
den?
Bij alle beheersoverwegingen die hierboven aan
de orde waren, is „niets doen" niet aan de orde ge
weest. Toch doet wellicht deze „beheersvorm" het
meest recht aan de ware aard van de Kwade Hoek.
Al eerder in dit verhaal spraken we van een hoge
mate van „natuurlijkheid" en een sterke milieudy-
namiek. Het verschijnen en verdwijnen van be
paalde vegetatietypen is niets anders dan natuur
lijke successie, in belangrijke mate gestuurd door
de door ons beïnvloede waterhuishouding. Is het
dan op zijn plaats om bepaalde vegetaties door
middel van kunstgrepen te behouden? De rietvege
taties die door „niets doen" zouden ontstaan zijn
floristisch gezien noch soortenrijk noch herbergen
ze zeldzaamheden, en de veel gekoesterde wad- en
weidevogels zullen verdwijnen. Tot de winst mo
gen de rietvogels genoemd worden, waarvoor kan
sen geschapen worden. Tot de winst mag je ook re
kenen dat de Kwade Hoek weer een natuurgebied
„pur sang" wordt, waar ook het riet op den duur
weer plaatsmaakt voor een volgend successiestadi
um. Voor de jongere valleien van de Kwade Hoek
houdt die successie bovendien waardevolle belof
ten in. Daar liggen namelijk goede uitgangsposi
ties voor het ontstaan van de oogstrelende, soor-
tenrijke vegetaties waarom de Parnassiavallei
voorheen zo geroemd werd.
Bron: C. W. BRAAT I. van ZANTEN (1990). Hydrologie en
Vegetatie-ontwikkeling in de Kwade Hoek (Goeree). Doctoraal-
verslag, L.U. Wageningen.
Jonge vallei aan de buitenkant van de Kwade Hoek. Foto: John Beijersbergen.