De Schouwse duinen Verklaring van enkele veel gebruikte termen (vakjargon). Regeneratie. Herstel van vroegere natuurwaarden door aangepaste maat regelen. Freatisehe grondwaterstand. Oppervlakkige grondwaterstand in het bereik van de planten wortel. Mesoserie. Plantensoorten die voor wat kieming en groei betreft nog juist binnen de invloedsfeer van het freatisch grondwater vallen. Hygroserie. Plantensoorten die voor wat kieming en groei betreft binnen de invloedsfeer van het freatisch grondwater vallen, dat voor een deel van het jaar boven het maaiveld staat. Vegetatie-successie. De veranderingen in de vegetatie in de loop van de tijd. Ph. Maat voor de zuurgraad; 7 neutraal, 7 zuur, 7 basisch; hangt nauw samen met het percentage kalk (CaCo3). Primaire vallei. Vallei ontstaan door vorming van een nieuwe duinenrij, waar door een stuk strand (de vallei) wordt afgesnoerd. Secundaire of uitblazingsvallei. Vallei die ontstaan is door uitstuiving in een bestaand duin gebied. Algemeen In Nederland worden twee soorten duinen on derscheiden: de Oude Duinen en strandwallen ge vormd 8000-4000 jaar geleden en de Jonge Dui nen, ontstaan sinds de 10e eeuw. Uit historische bronnen is bekend dat het tegenwoordige Schouw se duinlandschap is ontstaan door enorme zand- verplaatsingen, die een meer westelijk gelegen, ou der en lager duinlandschap hebben overdekt. Archeologische vondsten in verschillende duin pannen, op ongeveer 5 m N.A.P., van onder an dere veel Pingsdorfscherven (tot ca. 1200 j. na Chr.) bevestigen dit beeld. Recente karteringen (Van Rummelen, 1970) tonen aan dat onder een groot deel van de tegenwoordige Jonge Duinen het oude duin- en strandzand kan worden aangetrof fen. Dit geldt eveneens voor de valleien waar het ecologisch onderzoek plaatsvindt. Van vegetatie- kundig belang hierbij is dat het merendeel van de ze valleien is uitgestoven tot op het niveau van het kalkloze oude zand. De plantengroei van de duinen in het Deltage bied wordt in plantengeografisch opzicht vanwege de primaire rijkdom aan kalk van de kuststrook tot het Duindistrict gerekend. Opmerkelijk nu is dat de Schouwse duinen ondanks hun situering in het Duindistrict zich onderscheiden door hun rela tief geringe kalkrijkdom. Een primaire kalkrijk- dom van 1 a 2 °7o komt veel voor. Hierdoor neemt Schouwen een middenpositie in tussen Duin district en Waddendistrict. Uitlogingsprocessen treden relatief snel op en manifesteren zich in de ontwikkeling van de vegetatie. Zowel het aantref fen van de oude, kalkloze duinen in het maaiveld van de uitblazingsvallei als de relatief lage, primai re kalkrijkdom verklaart het voorkomen van een aantal plantensoorten die overigens karakteristiek zijn voor het Waddendistrict. In uitblazingsvallei- en gaat het om soorten als Klein wintergroen Py- rola minor, Dwergvlas Radiola linoides en Dophei Erica tetralix en in primaire valleien om soorten als Duinrus Juncus alpino-articulatus ssp. atrica- pillus en Dwergbloem Anagallis minima. De naamgeving van de vaatplantensoorten berust op Heukels en Van der Meijden (1983), degene van de mossen op Margadant (1982). Zeepe en Meeuwenduinen Vanaf de 12e eeuw zijn de Zeepeduinen ont staan. Hun oostwaartse begrenzing wordt ge vormd door een hoge, vastgelegde duinrand. Wel licht is dit het werk van de Heren van Haamstede die vanaf 1250 het achterliggende gebied bewoon den (Beekman, 1989). Sindsdien is de grote Zeepe- 50

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 28