ÉlÉÉll
Het vegetatiekundig onderzoek
De binnenvallei in de Verklikker. Foto: John Beijersbergen.
Bij de aanvang van de infiltratie in 1978 zijn in een aantal ver
droogde valleien in het Zeepe (zie figuur 2) permanente proef-
vlakken en transecten uitgezet met het doel mogelijke verande
ringen in de aard en samenstelling van de vegetatie te meten.
Zoals beschreven in 4.1. zijn op deze laagst gelegen plaatsen
restanten aangetroffen van vroegere vochtige duinvallei
vegetaties. In de buiten de invloedssfeer van de waterwinning ge
legen vallei in de Verklikkerduinen is eveneens een aantal perma
nente proefvlakken langs transecten aangelegd. Zoals beschreven
in 4.2. werd hier ten tijde van de aanleg een nog rijk ontwikkelde
vegetatie met veel soorten uit het Knopbies- en Dwergbiezenver-
bond (Westhoff Den Held, 1975) aangetroffen. Los van de ef
fecten op de vegetatie van de Zeepevalleien door veranderingen
in winning en infiltratie kunnen hierdoor meer autonome ont
wikkelingen van de vegetatie, onder invloed van jaarlijkse ver
schillen in neerslag en door successie, worden herkend. De vege
tatie in de proefvlakken is in de periode 1978/1980 - 1989
jaarlijks opgenomen. Opname geschiedde volgens de methode
Braun-Blanquet.
Bij de proefvlakken zijn peilbuizen geplaatst voor het opne
men van de freatische grondwaterstand. De peilbuizen zijn
maandelijks opgenomen. Nadat uit eerder verricht onderzoek
(Beijersbergen et al., 1985) is gebleken dat noch veranderingen in
de kwaliteit van het freatisch water als gevolg van de infiltratie
noch veranderingen in het fluctuatietraject als gevolg van de ver
minderde onttrekking zijn opgetreden, is vooral gekeken naar de
effecten van stijging van de freatische grondwaterstand. Hierbij
speelt niet alleen de directe invloed van de toegenomen hoeveel
heid vocht, maar ook indirecte invloed waarbij het freatisch wa
ter wordt beschouwd als regulerende factor bij het verloop van
een aantal bodemchemische en -fysische processen. Hierbij kan
worden gedacht aan beïnvloeding van de lucht- en warmtehuis-
houding en aan mineralisatieprocessen, waarbij de overschrij-
dingsduur van grondwaterstanden een belangrijke rol speelt.
Nadat in de beginjaren 80 onder invloed van vernatting ver
hoogde mineralisatie van het aanwezige organische materiaal op
trad, zich manifesterend in een sterke verruiging van de vegetatie,
is begonnen met het treffen van tal van beheersmaatregelen in de
vorm van grazen, maaien, kappen en plaggen teneinde de hoe
veelheid organisch materiaal te verminderen. In de te regenereren
vallei(gedeelten) is hierdoor het probleem van verruiging vermin
derd. Belangrijkste factor voor de ontwikkeling van de vegetatie
lijkt hier thans de freatische grondwaterstand in combinatie met
het kalkgehalte van de bodem, waardoor al of niet (snel) verzu
ring optreedt. Door de permanent verhoogde waterstand kan na
melijk het percentage CaCO? in de kalkarme valleien zowel on-
.der invloed van mineralisatieprocessen als door verminderde
kalkrijke kwel uit de omliggende duinen verder zijn afgenomen.
Dit kan leiden tot het niet langer gebufferd zijn van de bodem
met belangrijke consequenties voor de mogelijkheden van herstel
van de vegetatie. Om met enige waarschijnlijkheid de perspectie
ven voor herstel in de te regenereren valleien te kunnen beschrij
ven, alsmede op locaal niveau iets te zeggen over te verwachten
soorten, is van alle relevante vochtige valleien, van zee tot bin-
nenduin, door meting inzicht gekregen in de freatische grondwa
terhuishouding en is de pH-H20 en CaC03-gehalte bepaald.
Tot de bemonsterde valleien behoren onder andere de valleien die
zijn opgenomen in het meerjarig vegetatiekundig onderzoek en
de valleien waar het beoogd herstelbeheer plaatsvindt.
54