De vegetatie-veranderingen na vernatting De kalkarme valleien in het Zeepe In 1978 waren de verdroogde valleien hoofdza kelijk begroeid met een lage kruipwilgheide waar in veel korst- en bladmossen. Langs de rand van de valleien bevond zich een smalle strook fors uitge groeid kruipwilgstruweel. Onder de Kruipwilg konden zich door schaduw-effecten en verschillen in microklimaat restanten handhaven, bestaande uit meerjarige soorten die herinneren aan de eer tijds vochtminnende kruidenvegetaties. Uit tabel 1 blijkt dat het hierbij vooral gaat om vertegenwoor digers van de familie van de russen en cypergras- sen, die middels een sterke beworteling langdurige droogte kunnen overleven. Soorten als Padderus Juncus subnodulosus Waterbies Eleocharis pa- lustris en Drienerfzegge Carex trinervis behoren hiertoe. Ook Waternavel Hydrocotyle vulgaris en Watermunt Mentha aquatica blijken sterk wisse lende vochtomstandigheden te kunnen doorstaan. Met ingang van 1979 werd de winning van grondwater gehalveerd en in de jaren daarna vol trok zich in de valleien een complete metamorfose. Door stijging van het freatische grondwater met 60-80 cm werden - afhankelijk van de hoogtelig ging - de sterk verdroogde valleibodems opnieuw vochtig of kwamen zelfs een groot deel van het jaar onder water te staan (fig. 3). Deze plotselinge stijging van het grondwater had ingrijpende gevol gen voor de vegetatie die zich in de situatie van ge leidelijke verdroging tijdens de afgelopen decennia had ontwikkeld. Door langdurige inundatie, niet alleen in de winter maar ook gedurende het vegetatieseizoen, ontstond een totaal nieuwe situatie: de oorspron kelijke vegetatie verdronk en het organisch mate riaal vormde een laag op de bodem. In het ondie pe water trad sterke vermossing op van één of enkele slaapmossen. Vooral een soort als Gewoon sikkelmos Drepanocladus aduncus produceerde enorme biomassa's, werkte zich boven het wate roppervlak door overgroeiing van de afstervende Kruipwilg en vormde een mini-oerwoud in de ver dronken valleien. Ook elders zoals in een duinval lei in Kenfig in Wales (eigen waarneming), waar een vergelijkbare situatie van plotselinge vernat ting was ontstaan als gevolg van een menselijke in greep in de waterhuishouding, bleek een soortge lijke reactie van Drepanocladus. Tevens bleek dat deze instabiele situatie met dominantie van één soort tot tientallen jaren kan voortduren, zonder maximale grondwaterstand minimale grondwaterstand TT" 77 ?B 79 90 85 66 87 BB Figuur 3: Pq 8. De freatische grondwaterstanden onder invloed van verminderde onttrekking van natuurlijk grondwater en de verschillen in jaarlijkse neerslag in de Zeepeduinen in de periode 1977-1989. Het verloop van de grondwaterstanden geeft een representatief beeld van de veranderingen in grondwaterhuishouding in de ver- natte valleien. dat een meer aan een voedselarme duinvallei of duinpias verwante successie van de vegetatie op gang komt. Op Schouwen duurt deze situatie in middels 10 jaar. In de mosmat blijkt slechts een plant als Duizendknoopfonteinkruid Potamoge- ton polygonifolius zich te vestigen, gelet de uit breiding van deze soort in enkele zeer natte duin valleien. Bij incidenteel droogvallen van deze valleibodems in droge zomers komt de vegetatie ontwikkeling vooralsnog niet verder dan een fase met kieming van soorten als Waterpunge Sarnolus valerandiRode ganzevoet Chenopodium rubrum en Moerasvergeetmij nietje Myosotis laxa in de zwarte, zure humus. In zijn algemeenheid geldt dat naarmate de pe- 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 33