Regeneratie Inleiding Met het opnieuw stijgen van de grondwa terstand in de duinen aan het eind van de jaren ze ventig ontstond een situatie die, zonder aanvullen de beheersmaatregelen, voor het voortbestaan van vochtige duinvalleivegetaties een verdere verslech tering zou hebben betekend. Wat was het geval? De begrazing door vee was gestopt waardoor op de lage plekken een sterke verruiging en opslag van struiken en bomen had plaatsgevonden. Alter natieven in de vorm van zich ontwikkelende vallei en die uitstuiven tot op het grondwater waren niet voorhanden. De enkele plekjes in de bestaande valleien, die open bleven door jaarlijks maaien, werden dusdanig nat dat zij ongeschikt raakten als groeiplaats voor de meeste duinvalleisoorten, gelet op de hoge gevoeligheid van deze soorten voor zuurstofgebrek (Schat, 1982). Hier wreekte zich het „zuinige" maaibeheer van de afgelopen jaren. Men had zich beperkt tot de meest laaggelegen plekjes van de valleibodem en het merendeel laten dichtlopen met struweel. Hierdoor ontbrak met het stijgen van de grondwaterstand de uitwijkmo gelijkheid voor veel soorten om te verhuizen naar hoger gelegen standplaatsen. Het beheer van het duin was bijna afgezakt tot het niveau van „niets doen" met uitzondering natuurlijk van het vast leggen met helm en rijshout bij dreigende verstui ving. De natuurlijke verjongingsprocessen kregen hierdoor in het duin geen kans. Het werd hoog tijd voor een beheer waarbij zowel door uitstuiving vochtige duinvalleien op termijn zouden ontstaan als door aanvullende maatregelen vochtig gewor den standplaatsen opnieuw aan de condities voor duinvalleivegetaties zouden voldoen. Bij dit laat ste was nog een probleem of, gelet het tijdsaspect, eerst moest worden gekozen voor een aanpak in de nog waardevolle valleien dan wel maatregelen moesten worden getroffen op plaatsen waar de valleivegetaties reeds lang verdwenen waren, maar waar door vernatting sterke verruiging was opge treden. Mede om locaal uitsterven te voorkomen en daarmee de verspreiding van soorten te bespoe digen is zoveel mogelijk gekozen voor een aanpak op beide fronten. Het herstelbeheer Figuur 6 geeft een beeld van vijf jaar regeneratie in de vorm van grazen, maaien, kappen, plaggen en stuiven. De binnenduinen worden opnieuw be graasd met schapen en pony's (Staatsbosbeheer) en runderen en paarden (particulieren). Aanvul lend is door Staatsbosbeheer struikopslag verwij derd, zijn vochtige laagtes gemaaid en drinkputten geschoond. In de Zeepeduinen is Natuurmonu menten opnieuw begonnen met begrazing door ;l pony's. De verschillende kuddes mogen zich uit breiden, waardoor de begrazing van het terrein toeneemt en de verruiging geleidelijk wordt terug- gedrongen. Daarnaast wordt een aantal opnieuw vochtige tot natte duinvalleien jaarlijks gemaaid en is in een tweetal natte valleien in totaal een hal- 1 ve hectare geplagd (Wulpenvallei en Stofzaadvai- lei). Evenals in de binnenduinen is het de bedoe ling dat het maaien, kappen en plaggen in de kalkarme valleien een incidenteel karakter houdt i (achterstallig onderhoud) en op termijn wordt ver- vangen door voldoende begrazing. Plaatselijk mag het duin verstuiven. Naast het f ontstaan van een aantal windkuilen, die in de dro ge zomer van 1976 zo diep uitstoven dat zij sinds- i dien permanent water bevatten, is hierdoor de vor ming van een secundaire vallei op gang gekomen, in omvang vergelijkbaar met eerder ontstane val- leien. De uitstuiving is zo ver gevorderd dat in 1988 plaatselijk het grondwater in het maaiveld stond. In de Meeuwenduinen is door Staatsbosbeheer een I verruigde, opnieuw vochtige uitblazingsvallei ge- j plagd (Oude Eendenkooi). Daarnaast is in samen werking met Rijkswaterstaat een grootschalige I verstuivingsproef (60 ha) in de buitenduinen in 1 gang gezet. In de Verklikkerduinen heeft Staatsbosbeheer I het maaiprogramma uitgebreid, hierbij geas- I sisteerd door Rijkswaterstaat op staats- en door de 1 Stichting Landschapverzorging Zeeland op parti culier terrein. Rijkswaterstaat, dienstkring Delta- I kust draagt zorg voor het verder uitkappen van 1 een primaire, inmiddels geheel verzoete, duinvallei I (Buiten-Verklikker); de Stichting Landschapver zorging verwijdert het struweel in een secundaire I vallei (Binnen-Verklikker en Konijnencircus). I Door het terugdringen van het struweel is het voor de vochtige valleivegetaties noodzakelijke mini mumareaal niet slechts in droge maar ook in natte jaren veilig gesteld. Verdere uitbreiding staat op het programma. Evenals het vegetatiekundig onderzoek ten be hoeve van grondwaterbeheer en regeneratie wordt het verstuivingsexperiment uitgevoerd door Pro vinciale Waterstaat in Zeeland. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 38