Zwerftochten door Schouwen en Duiveland (IV) door A. Cocquyt We nemen afscheid van het schilderachtige Renesse en gaan in zuidelijke richting. We zijn hier nu in het mooiste gebied van Schouwen; het tweede Texel. Ongeëvenaard natuurschoon en een rijk vogelleven valt hier te bewonderen. Het is werkelijk een lust voor den natuurvriend om hier rond te dwalen. Ja, Schouwens Westhoek is rijk aan afwisseling. Men vindt er bollen velden, weilanden, bosschen en duinen. Het is feitelijk een voortzetting van de Hollandsche duinstreek, maar toch bezit dit gebied een aparte sfeer. Het is hier mooier en rustiger; een ideaal oord voor hen die van de ongerepte natuur houden, want tusschen Renesse en Haam stede treffen we prachtige stuifduinen aan. Grootsch is hier de natuur, wild en onbedwongen. Eén stormnacht kan aan het landschap een heel anderen vorm geven. Heerlijk is het om te dwalen in deze zandvlakten met grillige heuvels, spaarzaam begroeid met helm en diepe ketels. Hier is de natuur op zijn best en het zou natuurlijk jammer zijn, wanneer zoo'n machtig stuk vaderlandsche natuur niet in onge repte staat bewaard bleef. Het is in het belang van de natuurliefhebbers, dat het overgelaten wordt aan zijn normale ontwikkeling van telkens nieuwe vormingen van uitgestoven ketels en opgeworpen heuvels, en dat alles veroorzaakt door een stormwind. Het is een van die merk waardige natuurprocessen, die onze bodem nog kent. Maar aan dit alles is ook een schaduwzijde. De mensch is gedwongen om in te grijpen, want de achter het duin liggende weidegronden en akkers worden voortdurend verder met het zand overstoven en daardoor op den duur totaal onbruikbaar. M.i. vergaat dan toch den hartstoch telij ksten natuurvriend tenslotte de liefde voor de bandeloosheid van die bekoorlijke blonde duinen. En de gevaren van het nabuurschap der duinen voor de belanghebbenden zijn werke lijk niet overdreven. De geschiedenis leert ons wel anders, alsmede de ontdekkingen, die er in het huidige duin gedaan worden. Als de wind den bodem van de stuifketels - pitten zeggen ze hier - weer wat dieper leeggeblazen heeft, kunnen we constateeren, dat het tegenwoordige duin rust op veen- en kleigrond. In ver vervlogen eeuwen lagen hier nederzettingen van Ger manen, Romeinen en Franken, die hier hun levensonderhoud vonden. Maar ook tot in de Middeleeuwen (1400-1500) hebben hier boerderijen, akkers en weiden gelegen. Dat blijkt over duidelijk uit gevonden ruïnes van boerderijen, vaatwerk en gereedschappen. Vijf eeuwen gele den was het hier dus een bebouwde landstreek, maar door de steeds landinwaarts gewaaide duinzanden werd het geheel overstoven en langzamerhand vergeten. Uit: De Wandelaar, 13e jaargang, 1941. 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 20