Een Blaaswier dat niet kan „klappen" recreatiegebieden als Brouwersdam of watersport eilanden. De plastic en nylonvliegers van vandaag zijn vaak zo licht van gewicht dat de weerstand van het klosje in het water al voldoende is om in de lucht te blijven, zodat op deze wijze grote af standen afgelegd kunnen worden. Soms zie je dan ook plotseling een vlieger in de lucht waarvan het touw ergens in het struweel vastzit. Vogels kunnen hier schrikachtig op reageren, zeker als er op de vlieger een roofvogel - valk of arend - staat afge beeld. Maar ook Donald Duck en Batman vallen niet echt in de smaak. Meestal belandt zo'n vlieger na verloop van tijd een eind verderop op de grond. Het dunne witte kunststofkoord dat tegenwoordig als vliegertouw in gebruik is, hangt dan over grote afstand tussen de begroeiing waar het door vogels niet altijd wordt opgemerkt. Het zijn met name grotere vo gels als Zilvermeeuwen die in het touw verward ra ken. Wellicht blijft zo'n vogel bij het opvliegen of lopen met een vleugel of de poten achter de niet strak gespannen draad hangen, waarna deze door verkeerde manoeuvres steeds vaster komt te zitten tot de meeuw zichzelf wurgt of de hongerdood sterft. Ook voor vee lijken de zwaardere kwalitei ten van dit soort draad niet ongevaarlijk, want bij stevig trekken is het snijdend scherp! Zelfs een oppervlakkige waarnemer kan vaststel len dat er onder water in de Grevelingen ieder jaar nog flinke veranderingen optreden in de begroei ing met wieren. Vorig jaar schreef ik over het plot selinge afsterven van het Japans Bessenwier. Over de mogelijke oorzaak daarvan kreeg ik tot nu toe slechts een aantal vage suggesties aangereikt die geen bevredigende verklaring voor dit verschijnsel opleverden. Afgelopen seizoen was er op veel plaatsen toch weer bessenwier gevestigd, zij het in veel minder dichte vegetaties als voorheen. Plaatselijk stierf dit in april weer versneld af, maar over het alge meen kon het zich handhaven al was het vaak wei nig vitaal. Brede stroken met tot aan de opper vlakte reikende planten zoals die tot voor kort langs alle steenachtige oevers voorkwamen werden nu niet meer gezien. Misschien dat het wier na de overheersende positie in de tachtiger jaren nu in de toekomst een meer bescheiden plaats zal innemen, zo gaat het wel vaker met nieuwkomers die hun plaats in het ecosysteem nog moeten vinden. Enkele wieren die de laatste jaren toenemen zijn het Buizenwier Scytosiphon lamentarius en een vorm van het Blaaswier Fucus visiculosus forma mytili zonder blazen die alleen op mosselbanken voorkomt. Het gewone Blaaswier Fucus versiculo sus dat aan veel dijken langs het getij degebied te vinden is, kent bijna iedere Zeeuw als "klakkers". Dit vanwege het knappende geluid dat ontstaat bij het stuktrappen van de luchtblazen (vooral de in gedroogde), een geliefd spelletje bij kinderen. De vorm mytili (van mossel) werd in het verle den vaak voor een aparte soort gehouden, maar tegenwoordig wordt het als een variatie van Blaas wier gezien. Blaaswier is buitengewoon veelvormig en kent veel aan de plaatselijke situatie aangepaste variëteiten. Behalve dat mytili geen luchtblazen bezit, wordt het gekenmerkt door het ontbreken van een hechtschijf; de buyssesdraden (baard) van de mossels zorgen wel voor verankering met de on dergrond. Tot voor kort kwam deze speciale vorm veel voor op de mosselbanken in de Waddenzee, maar die zijn vanwege desastreuse aktiviteiten van mos selvissers zo goed als verdwenen uit dit gebied (Swennen, 1991) en daarmee ook de eraan gebon den wieren. Hoe Fucus versiculosus forma mytili er in het Oosterscheldegebied voorstaat is mij niet bekend, in de Grevelingen heeft deze soort in ieder geval terrein gewonnen. Fuccu oeycu?ö%vu myh'li 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 15