Moeraswespenorchis, een plant die thuishoort in de zeld zame duinvalleivegetaties die we straks in beide gebieden kunnen verwachten. Foto: Kees de Kraker. Ree, Haas, Wezel, Hermelijn. Insekten: kevers, sprinkhanen, bijen en in het bijzonder vlinders. Landschappelijke doelstelling Het gebied dient een natuurlijke overgang te vormen van de kustduinen naar de Middelduinen. Hierbij zal struweelvorming en zeer beperkte ont wikkeling naar bos zoveel mogelijk langs de noordkant plaatsvinden. Vervolgens komt er een strook met overwegend grazige vegetaties waarbij de maaiveldhoogte bepalend is voor de soortensa menstelling. Ecologische doelstelling Het versterken van de ecologische hoofdstruk- tuur van Nederland door het ontwikkelen van een zeldzaam milieutype in het duindistrikt. Daar naast zal het instellen van een ongestoorde grond waterhuishouding van groot belang zijn voor de versterking van natuurwaarden van de kustduinen en de regeneratie van de Middelduinen. De problematiek van het water is cruciaal. Suc cesvolle regeneratie van de Middelduinen hangt af van stopzetting van de waterinlaat via de Oud- Nieuwlandse Wetering. Pas als dit wordt gereali seerd ontstaan zeer goede potenties voor ontwik keling van de Middelduinen en de Enden. Voortgang Door de overeenstemming die nu is bereikt heeft de commissie besloten over te willen gaan tot een verkorte procedure. Dit betekent een mogelijke tijdwinst van een jaar in de voorbereidingsfase. Gezien de bezuinigingen die te verwachten zijn kan dit van groot belang zijn voor de uitvoering. De landinrichtingsdienst gaat in de komende periode de invulling voor het zandwallengebied nog nader uitwerken. Vervolgens worden de plan nen en de kosten in detail uitgewerkt op weg naar het voorontwerp. Daarnaast zal de komende periode veel aan dacht moeten worden besteed aan de voorlichting. Met name natuurontwikkeling, het omzetten van landbouwgrond in natuur, zal voor veel mensen een nieuw en onbekend fenomeen zijn. Stellendam 11-10-1967 Een wandeling op een polderweg leverde mij een mooie waarneming op. Met grote snelheid liep een klein zoogdier de weg over. Wat zou het zijn? Ik zag wel dat het een wezel of een hermelijn moest zijn. Hij vluchtte de berm over, dan door de sloot, en verdween in de ruigte. Ik dacht „ik moet weten wat dat is" en rende er heen. Ik probeerde hem te misleiden door het ge luid van een muis voort te brengen, dat lukte wa rempel. Meter voor meter kwam hij naderbij, steeds waarnemend op zijn achterpoten. Toen zag ik dat het een wezel was. Tot mijn verbazing kwam hij zelfs de sloot over zwemmen en naderde mij tot op ongeveer 1 meter afstand. Toen hij in de gaten kreeg dat ik hem misleidde nam hij de benen. 106 K. Hoek

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1991 | | pagina 20