•3
grootscheepse vergiftiging als gevolg van het lozen
van chloorkoolwaterstoffen in het Rijnmondge
bied (Swennen 1982). Door het instorten van de
populatie kwam de bestrijding op een laag pitje te
staan.
Aantalsverloop 1970-1990
1970-1974
Vanaf 1970 was het effect van de grootscheepse
vergiftiging uitgewerkt. Het aantal broedparen
kon vanaf dat moment weer gaan stijgen. In 1970
waren er twee grote kolonies: in de Meeuwendui
nen (700 paar) en op Saeftinghe (2500 paar). De
toename in deze periode vond vooral plaats bin
nen de grote kolonies, en dan met name in de
Meeuwenduinen. Daarnaast werd een voorzichtig
begin gemaakt met de kolonisatie van een aantal
nieuwe gebieden, met name in het Veerse Meer.
1975-1979
Ook in deze periode vond een vergroting plaats
van de al bestaande kolonies. Daarnaast werd nu
in opvallend snel tempo een aantal nieuwe gebie
den gekoloniseerd. De toename in de Grevelingen
verliep aanvankelijk nog langzaam, maar ook de
eilanden in de Oosterscheldemonding kregen hun
broedende Zilvermeeuwen.
1980-1984
In deze periode had de grootste expansie plaats.
In de nieuwe gebieden bereikten enkele kolonies
een grote omvang, terwijl nog steeds andere gebie
den bezet werden. In de grote oude kolonies wer
den ongekend hoge aantallen geteld.
1985-1989
De sterkste uitbreiding lijkt achter de rug, al ko
men er nog steeds nieuwe broedplaatsen bij. In de
grote oude kolonies treedt een stabilisering van de
aantallen op. In een aantal nieuwe grote kolonies
zit nog wel een flinke groei.
Zilvermeeuw 1980
Zilvermeeuw 1985
Zilvermeeuw 1990
92