Zilvermeeuw, le winter. Foto: Henk Harmsen.
Meeuwenduinen werden weer regelmatig eieren ge
raapt. Juist de onrust die dit in deze kolonie te
weeg bracht, heeft de expansie naar andere gebie
den versterkt. Met name de groei in het
Grevelingenmeer en de eilanden in de Oosterschel-
de kan hier niet los van gezien worden. Tenslotte
heeft de toename van de vos in het duin van het
Hollandse vasteland gezorgd voor een verschui
ving van Zilvermeeuwen van de kolonie bij Wasse
naar naar vos-vrije gebieden. In de kolonie op de
Maasvlakte nestelden in 1989 vogels die afkomstig
waren van de kolonie bij Wassenaar (pers. med. N.
D. van Swelm). In de kolonie op de Hompelvoet
werden in de tachtiger jaren regelmatig Zilver
meeuwen gevonden, die als nestjong geringd wa
ren op dé Maasvlakte en eveneens bij Wassenaar
(med. C. de Kraker).
Interpretatie van aantallen broedvogels
Ondanks het feit dat Spaans (1979) de Zilver
meeuw „een gemakkelijk te inventariseren broed-
vogel" noemt, is de laatste jaren een discussie ont
staan over wat nu precies de juiste telwijze van
Zilvermeeuwkolonies is. In ieder geval is duidelijk
dat de in bijlage 1 gepresenteerde aantallen niet
zomaar met elkaar te vergelijken zijn. Vooral bij
de wat grotere kolonies zijn verschillende telme-
thodes gebruikt, maar een duidelijk overzicht
hiervan ontbreekt. Een goed voorbeeld is de ma
nier, waarop SBB het aantal in de Meeuwenduinen
bepaalde. Dit aantal werd bepaald op basis van
het geraapte aantal eieren en een schatting van het
totaal aantal waargenomen adulte Zilvermeeuwen.
Bij tellingen van de VWG Schouwen-Duiveland in
1986 en 1987 bleek echter dat een flink deel van de
aanwezige vogels niet tot broeden kwam. Met een
op de plot-grid-methode gebaseerde telling werd
een duidelijk lager aantal broedparen bepaald
(Berrevoets in prep.). De SBB-schatting van 1986
kwam uit op 11500 paar (geg. SBB-Westen-
schouwen), terwijl de VWG uitkwam op 6700-
7800 paar (Meeuwenwerkgroep Sch-D. 1987).
Voor een betrouwbare telling van kolonies boven
de 1000 paar zijn twee methodes aan te bevelen: de
plot-grid methode en het maken van luchtopna
mes. Het nadeel van de eerste methode is dat deze
nogal arbeidsintensief is, terwijl voor de tweede
methode de apparatuur vaak niet zomaar beschik
baar is en de kosten nogal hoog zijn. Bovendien
verdient het aanbeveling om bij het werken met
luchtopnamen ook (steekproefsgewijs) grondtel-
lingen uit te voeren, daar nesten, die onder stru
weel en dergelijke verborgen zijn, vaak gemist
94