Aap- Een schelp met oogjes Tijdens zoektochten op het strand van Neeltje Jans valt de afwezigheid van gastropoda of buik- potigen altijd op. Afgezien van een enkele krukel en soms een wulk absoluut geen hoorntjes! In de cember van het vorige jaar leverde zo'n zoektocht een aardige verrassing op. Mijn zoontje raapte een zeer levende Wijde mantel Aequipecten opercula- ris op. Deze soort vertoont evenals andere verte genwoordigers van de Pectinidae vluchtgedrag. Naderend gevaar kan een mantelschelp door de vele oogjes op de mantelrand waarnemen en daar na wegvluchten door de kleppen achtereenvolgens krachtig te sluiten en weer te openen. Het water dat zodoende uit de mantelholte wordt geperst zorgt dan voor de nodige voortstuwing. Op het droge lukt dat niet zo best, al probeerde onze Wij de mantel het wel, hetgeen resulteerde in een ko misch castagnet-achtig geklepper, maar weinig be weging. Hoe zo'n nogal zuidelijke soort levend op het strand van Neeltje Jans aanspoelt zal wel een raadsel blijven. Hoewel uit de literatuur bekend is dat zich af en toe noordelijke populatietjes vesti gen die dan weer verdwijnen. Deense zuivel Latere strandbezoeken leverden overigens geen Wijde mantels meer op. Wel vonden we in februari van dit jaar een kratje afkomstig van een zuivelfa briek uit Denemarken dat prachtig begroeid was met wieren en schelpen. Bij thuiskomst bleek dat er maar liefst 25 Noordse rotsboorders Hiatella arctica, 30 stuks Heteramonia squamula (een soort mini oestertje) een Modulus marmorata (een voor Nederland zeldzaam mosseltje) en een Een Wijde mantel. denmossel Lepus anatifera op leefden. Diezelfde middag beleefden we nog een primeur voor de Neeltje Jans: in een stuk aangespoeld visnet trof fen we zowaar een Wenteltrapje Epitonium clath- rus aan. Het nieuwe strand bij het Damvak Geul blijkt dus de moeite waard om ook in de toekomst met een schelpenzoektocht te vereren! 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1992 | | pagina 13