Het zuidelijke Nederlands Continentale Plat (NCP)
als overwinteringsgebied voor vogels
Henk Baptist en Pim Wolf
Inleiding
Tot voor kort was het niet mogelijk een verantwoorde schatting te geven van de aantallen
vogels die in een groot stuk zee voorkomen. Sinds 1985 wordt door de Rijkswaterstaat, eerst
Deltadienst, nu Dienst Getijdewateren te Middelburg, ook op de Noordzee een telprogramma
van vogels georganiseerd. In de komende jaren zal naar verwachting veel over de resultaten
van dit onderzoek worden gepubliceerd. De aard van de publikaties zal variëren van een Atlas
van de Noordzee (in prep), soortbesprekingen met meer details en meer wiskundige stukken
over de methoden en de betrouwbaarheid van de resultaten.
Dit artikel handelt over de overwinteringsfunctie van dat deel van de Noordzee dat behoort
tot het Nederlandse beheersgebied, het Nederlands Continentaal Plat (NCP), en wel het zui
delijke gedeelte daarvan. In dit gebied zijn drie zones te onderscheiden, de Hollandse kust,
de Voordelta en de zone daaraan grenzend tot aan de rand van het NCP (figuur 1.)
Methode
Het 'tellen' van de vogels op zee is niet eenvoudig en
qua methodiek nauwelijks te vergelijken met andere vo
geltellingen zoals die in Zeeland worden uitgevoerd. De
methode is gebaseerd op het regelmatig tellen van de vo
gels in kleine stukken van het zeeoppervlak. De methode
is vergelijkbaar met bestandsopnamen van bodemdie-
ren. Ook die worden geteld in kleine oppervlakten, de
steekmonsters. Deze steekproeven worden representatief
geacht voor een groter gebied.
Bij vogels doen zich echter wat probleempjes voor. Vo
gels zijn relatief schaars. Als er bij bodemdieren duizend
op een vierkante meter zitten volstaat het om 15 random
(willekeurig) genomen monsters van circa 0.1 m2 te ne
men om een betrouwbaar getal te krijgen. Wanneer er 1
vogel per km2 op zee aanwezig is zou de oppervlakte van
de, random genomen, monsters vele vierkante kilometers
moeten zijn. Een op die wijze genomen monster zou de
toestand op één moment, zeg één seconde, moeten weer
geven. Een waarnemer kan echter maar een klein stuk
zee tegelijk overzien. Een bijkomend probleem is dat vo
gels niet stil zitten.
Vogels worden beïnvloed door de aanwezigheid van de
mens. Meeuwen komen op een schip af, andere vogels
duiken onder of vliegen weg. Ook zonder dit soort beïn
vloedingen blijken vogels verre van regelmatig verdeeld
voor te komen; dit maakt dat er nog meer monsters zou-
42