deel van deze dieren tot de rond de Noordzee broedende populatie. Meeuwen zijn beter zichtbaar vanaf de kust. Wanneer de aantallen in de tabel worden bekeken zien we ook heel andere verhoudingen tussen de beide kustzones en het offshore deel. In de winter zijn de Grote Mantelmeeuw en Zilvermeeuw de talrijkste vogels op zee, waarbij ze in grote mate zijn geassocieerd aan de visserij-activiteiten. De Grote Mantelmeeuw is Noordzeebreed geen zeer algemene vogel. Van de Noordzee- broedpopulatie zijn er 's-winters circa 80.000 vo gels, die worden aangevuld met een onbekend aantal uit noordelijker streken (300.000 voor al afkomstig uit noordelijk Noorwegende en het Barents Zee gebied. De meer dan 10.000 overwin teraars in het gebied vormen op zijn minst enkele procenten van de totale populatie. De Kleine Mantelmeeuw is een echte trekvogel. Het merendeel van de rond de Noordzee broeden de dieren overwinteren op de Atlantische kusten van het Afrikaans continent. Meer en meer blijkt echter een tendens om ook in ons land te overwin teren. Er zijn aanwijzingen dat enkele honderden dieren dit nu doen. De Zilvermeeuw wordt nog wel eens als een probleemvogel gezien. Toch doet ook deze vogel soort niets anders dan zijn populatiegrootte aan passen aan het voedselaanbod. In ieder geval zijn Figuur 2. De verspreiding van Alkachtigen in december 1991Zeekoet en Alk zijn vlak langs de kust zeer schaars. De grootste dichtheden worden aangetroffen in het zoge naamde Bruine Bank gebied bij waterdiepten tussen 20 en 30 meter. Het zicht vanuit het vliegtuig; hier concentratie van meeuwen langs de rand van een zandbank. Foto: Henk Baptist. 56 VOORLOPIG Alci species Alkachtigen december 1991 Dichtheid n/km'2

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1992 | | pagina 23