als staalplaten met vlijmscherpe randen, die je vanwege het slechte zicht pas op het laatste moment ziet. En dan is er nog de munitie die meestal wel aanwezig is op en rond wrakken uit de beide wereldoorlogen. Voor het duiken zelf was als veiligheidsmaatregel steeds een meerpersoons decompressietank mee aan boord. Gevaren werd met een schip van de Directie Noordzee van de Rijkswaterstaat. Er werd alleen gedo ken rond de kentering van het getij, en er werden geen decompressieduiken gemaakt. Met behulp van plaatsbe- palingsapparatuur en het echolood werd een wrak op gespoord, waarna er een boei op geplaatst werd. Dit moet nauwkeurig gebeuren, omdat anders de kans be staat, dat een groot deel van de toch al korte (meestal maximaal 30 minuten) duiktijd verloren zou gaan met zoeken naar het wrak waar de boei vlak naast ligt. De diepte van de wrakken die onderzocht zijn varieerde tus sen de 15 en de 35 meter. Twee duikers voerden steeds het duikwerk uit, terwijl er één standby-duiker in de rubberboot bij de boei bleef, en een vierde man beschikbaar was om aan boord de de compressietank te bedienen. Het duikteam ging als volgt te werk: één duiker no teerde, met een potlood, alle soorten die hij vond op een speciaal geprepareerde onderwaterlei met een voorge drukte soortenlijst. Tevens schatte hij de bedekking per soort en noteerde die volgens een aangepaste Braun- Blanquet schaal. De tweede duiker verzamelde orga nismen die vermoedelijk door te geringe afmeting of door een verborgen levenswijze niet door de eerste gezien zouden worden. Omdat veel soorten elkaar als substraat gebruiken, kan de totale bedekking aanzienlijk hoger dan 100% uitvallen. Vervolgens werden nog twee taken uitgevoerd: ten eer ste werden biomassa-monsters genomen door van een aantal stukjes substraat van 25 cm in het vierkant alle or ganismen af te schrapen en in een netje op te vangen. Hiervan zou later in het lab de biomassa in grammen as- vrij drooggewicht bepaald worden. En tenslotte werd een aantal transecten gelegd en volledig gefotografeerd met elkaar overlappende dia's. Deze zouden later geprojec teerd worden waarbij de bedekking per soort nog eens bepaald zou worden (met een nauwkeurigheid van 10%). Faunagroepen werden onderscheiden met behulp van het computerprogramma TWINSPAN (Hill, 1979), en de re sultaten vervolgens geclassificeerd met de methode van Den Held Den Held (1979). TWINSPAN werd ook ge bruikt om inzicht te krijgen in de ruimtelijke versprei ding van de faunagroepen over de verschillende onder zochte wrakken. De onderzochte wrakken In jde loop j gelopdrUieeFKzi lijWtól. TTKita ~yJ2= vroegere. ran de vijf jaar dat het onderzoek tot 21 wrakken onderzocht, eetpost Noordwijk (het iljndKÏ} Op sommige wrakken werd—steehts^'4 gröndiger bek en ook Figuur 1. Geografische positie van de wrakken en andere onderzochte objecten. Tevens zijn de belangrijkste wa termassa's en reststromen (pijlen) aangegeven (naar Lae- vastu, 1963). zocht. De lokatie van de onderzochte wrakken wordt aangegeven in figuur 1. Eén wrak, aangeduid als M, was nog maar een half jaar geleden gezonken voordat het door ons werd aangetroffen. Daarop is zo goed mogelijk de successie gevolgd. Resultaten van het onderzoek Soorten In verband met de diepte en de troebelheid wer den geen plantensoorten aangetroffen. Wat betreft de dieren werden zo'n 120 soorten gevonden, voor namelijk op de ondergrond vastzittende, maar ook mobiele dieren als krabben, zee-egels en zeesterren. Daarnaast werd nog een 20-tal vissoor ten waargenomen die zich rond de wrakken con centreren. Van de epifauna was 53°7o sessiel, dat is vastzit tend. Dit waren vooral hydroidpoliepen, mosdier tjes, zeepokken, zakpijpen, en zee-anemonen. De rest betrof mobiele dieren, zoals krabben, zee egels, zeestetfrësmslakken (huisjesslakken en zee- naaktslakkefli^^^^Srfj'-*' DesZeeanjéljV Metridium'seiiilefoi&m op bijna vaaTin hoge bedekkingen 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1992 | | pagina 27