Broodspons Halichondria panicea naast de Zee
anjelier een belangrijke rol. Vaak blijkt de Zee
anjelier de horizontale vlakken te koloniseren, en
de Broodspons de verticale. Het optimum in het
soortenaantal lag dus in 1989; in 1990 had er een
sterke toename in de totale bedekking plaats. Ten
slotte is de biomassa toegenomen van 187 g
ADW/'m1 gemiddeld in 1986 t/m 1988, tot 210 g
ADW/m2 in 1990. In 1986 en 1987 werden veel la
gere waarden gemeten dan in 1988, maar er waren
zo weinig monsters beschikbaar en de variatie zo
groot, dat de waarden van de drie jaren beter sa
men genomen konden worden. (N.B.: in 1991 bio
massa op M gem. 330 g ADW/m2!)
De bijdrage van wrakken aan de benthische bio
massa van de Noordzee
Van twee wrakken (W - oud en uiteengevallen en
T - relatief kort geleden gezonken en nog behoor
lijk intact), waarvan gesteld kan worden dat ze
qua afmetingen waarschijnlijk representatief zijn
voor een gemiddeld wrak in de Noordzee, werden
zoveel mogelijk afmetingen bepaald. Zo kon vast
gesteld worden, dat het voor begroeiing beschik
bare oppervlak respectievelijk 3730 en 1911 m2 be
droeg. Dat komt overeen met 4 tot 7 maal het
geprojecteerde oppervlak van de bodem waarop
het wrak ligt. In werkelijkheid is de oppervlakte in
een wrak nog 2 tot 3 maal groter, maar een gedeel
te verzandt altijd, er roesten platen door en er
kunnen afgesloten ruimten zijn waarin dus geen
begroeiing kan ontstaan.
Voor het berekenen van de totale hoeveelheid
begroeiing op wrakken in de Noordzee gaan we nu
uit van een gemiddeld beschikbaar oppervlak per
wrak van ca. 3000 m2.
In de jaren 1986 en 1987 bedroeg de gemiddelde
biomassa op de wrakken 1072 g ADW/m2. In 1989
en 1990 was dat 475 g ADW/'m2. Dit verschil moet
overigens gedeeltelijk aan de onnauwkeurigheid in
de bemonsteringsmethode toegeschreven worden,
die in het begin van het onderzoek groter was dan
later. Overigens is ook dat laatste getal hoog verge
leken bij de biomassa op een vierkante meter ge
wone zeebodem: 14,5 g ADW (Groenewold en Van
Scheppingen, 1988; 1989) (een getal dat is geba
seerd op metingen in een strook van ca. 50 km
breed vanaf de Nederlandse kust. Het is uit andere
literatuur bekend, dat de biomassa verder van de
kust geringer is met uitzondering van een aantal
gebieden als het Friese Front). Wanneer je er dan
de vergrotingsfactor van 4 tot 7 nog eens bij be
trekt, kom je op een biomassa op wrakken die 130
tot 230 maal zo groot is als op de zeebodem.
Wanneer we de biomassa's van beide bovenge
noemde perioden middelen komen we op 773,5 g
ADW/m2. Uitgaande van het eerder genoemde
aantal van 20000 tot 50000 wrakken in de Noord
zee, kunnen we aldus uitrekenen dat daar een bio
massa op aanwezig is van 46000 - 116000 ton
ADW. Uit andere bronnen weten we, dat op de
zachte bodems van de Noordzee zo'n 600000 ton
ADW aan bodemdieren voorkomt, zodat de wrak
ken ca. 7 - 16% van het totaal uitmaken. Dan heb
ben we de vissen en andere mobiele dieren nog niet
meegerekend. Daarvoor geldt een heel ander ver
haal. Natuurlijk weten we wel dat vissen zich
graag concentreren rond wrakken, omdat ze er
voedsel vinden en schuilplaatsen. Ook wat de bio
massa betreft is er sprake van forse getallen. Verge
leken echter met de enorme scholen van bepaalde
vissoorten zoals Haring, gaat het vermoedelijk
slechts om een gering percentage van alle vis in de
Noordzee. Er moet echter nog flink wat onder
zoek verricht worden om daar iets met zekerheid
over te kunnen zeggen.
N.B.: ook op de poten van offshore-platforms is
vaak een uitbundig groeiend complex van vastzit
tende planten en dieren te vinden. Een indruk van
de hoeveelheden daarop hebben we van de poten
van de Meetpost Noordwijk (het vroegere REM-
eiland). Daar werd op de bovenste paar meter een
laag mosselen aangetroffen met een biomassa per
vierkante meter van bijna 4 kg ADW! Dieper werd
deze laag dunner en ging ze over in een begroeiing
met andere dominante soorten - een echte zone
ring dus. Deze waarnemingen zijn in overeenstem
ming met de (schaarse) literatuur (zie o.m. Ralph
Goodman, 1981).
Discussie en conclusie
Dit onderzoek is een van de eerste in zijn soort.
Om te beginnen is hieruit gebleken, dat goed bio
logisch onderzoek ook op scheepswrakken in de
Noordzee mogelijk is - iets waaraan voorheen nog
wel eens getwijfeld werd.
Het heeft ook aangetoond, dat scheepswrakken
en andere objecten op de zeebodem niet alleen
maar als menselijk afval beschouwd moeten wor
den. Integendeel, ze vormen reeds eeuwen een ele
ment in het Noordzeemilieu dat het geheel veel ge
varieerder en soortenrijker maakt. Tevens blijkt er
ook in termen van biomassa rekening met de
wrakken te moeten worden gehouden. De aanna
mes in het bovenstaande zullen nog nader moeten
worden geverifieerd, maar aangezien ze zowel van
positieve als van negatieve aard zijn, denk ik, dat
52