40- o*20' o* 0*20' 0*40' 1 Fig. 3. Jan van Gent. Berekende dichtheid op basis van onze telgegevens (10 t/m 12/9/91). Buiten de blokken is niet geteld. koeten. De aanwezigheid van een front in de buurt kan hiermee weer te maken hebben gehad. We gingen op zo'n 80 km afstand van de kust naar het zuiden. Het werd wat vogelwaarnemin gen betreft een vrij rustige dag. Jagers zagen we ook minder, maar we waren wel verrast door het zien van in totaal maar liefst 6 Kleinste Jagers. Vooral de adulte vogels, die vanwege hun bijzon der lange middelste staartpennen erg sierlijk zijn, vergeet je niet gauw. Het waargenomen aantal van minimaal 13 ex. ge durende deze reis is in vergelijking met andere tochten, behoorlijk hoog. Het deed denken aan 1988 toen er ook aardig wat op de Noordzee wer den waargenomen (Camphuysen Den Ouden, 1988) en er naderhand sprake was van een groot schalige invasie in Nederland. Een dergelijke inva sie bleef dit jaar evenwel uit. Ondanks de harde wind hadden we 's middags nog 3 Witsnuitdolfijnen, die minuten lang de boot volgden en op zo'n 400 m afstand voor de boot een groep van zéér waarschijnlijk 4 uit het water opspringende Witflankdolfijnen. Deze zijn te her kennen aan de fel witte vlek op de flank. In tegen stelling tot de Witsnuitdolfijn is deze soort niet zo geneigd om met de boot mee te zwemmen. Witflank- en met name Witsnuitdolfijnen zijn ver reweg de meest waargenomen dolfijnensoorten op de Noordzee. Je vangt verschillende geluiden op, of deze dolfijnen nu wel of niet in de Noordzee de laatste jaren toenemen. Mogelijk is er slechts spra ke van een zekere verschuiving in de plaats waar deze dieren zich ophouden. In ieder geval is wel duidelijk dat ze in het Nederlandse deel van de Noordzee meer gezien worden, wat wellicht met een verbeterde visstand samenhangt. Overige dol fijnensoorten te weten de Gewone Dolfijn, de Grijze Dolfijn en de Tuimelaar (in 1990 bevond zich nog 1 ex. bij de Brouwersdam) worden slechts af en toe in het door ons bevaren deel van de Noordzee bij Engeland waargenomen, wat ook geldt voor Grienden en Orca's. Donderdag 12 september Onze laatste dag bij de Engelse oostkust, gaf ons de meeste vogels te zien voornamelijk vanwege het feit dat we langdurig met veel vliegende en zwemmende Noordse Stormvogels geconfronteerd werden. Bij boottochten op zee komt het regelma tig voor dat je uren lang bijna alleen deze soort te zien krijgt. Andere soorten blijven vaak langdurig achterwege en Noordse Stormvogels hebben sterk de neiging om met de boot mee te vliegen, wat nogal eens tot telproblemen leidt. We voeren bij mooi zonnig weer en weinig wind verder naar het zuiden tot we uiteindelijk weer in het gebied (wel wat verder van de kust nu) kwamen waar we dins dag met inventariseren begonnen waren namelijk in de buurt van het front bij Flamborough Head. We passeerden dan ook weer enkele mooie con centraties Zeekoeten. Vooral 's morgens en later op de middag. Je staat verbaasd over hoeveel je op de Noord zee allemaal kunt zien. Behalve veel Zeekoeten wa ren er ook veel Drieteenmeeuwen, - op de Noordse Stormvogel na de meest waargenomen soort van daag - en regelmatig adulte en onvolwassen Jan van Genten. Geregeld zie je deze vogels, die veel groter dan meeuwen zijn, op spectaculaire wijze in het water duiken. Vooral als de boot aan het vissen was en daarom langzamer voer, genoten we ervan. We hoefden dan namelijk niet te tellen en ze vlo gen evenals Noordse Stormvogels en Drieteen meeuwen vaak achter de boot om te kijken of er nog visafval was. 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1992 | | pagina 44