Strandvonderij op Schouwen en Goeree
Schipbreuk in de Middeleeuwen.
Frans Beekman
Bij mijn ouders thuis hadden we het album „Het leven der Zee" van de Haarlemse fabriek
„Het Klaverblad" (1929) met plaatjes die bij de zeep verpakt waren. Er zaten twee gekleurde
plaatjes in die ik mij goed herinner: „De zee neemt" en „De zee geeft" met ernaast een prach
tige mini-aquarel van H. J. Wolf „De zeven dagen na springtij (Dellewal, Terschelling)".
Bij hoge waterstanden beukt de zee vaak op de kusten, bij laagwater blijkt van alles te zijn
achtergebleven. Na springtij komt iedere vloed minder hoog, vandaar dat soms fraai de even
wijdig aan elkaar lopende vloedlijnen op het strand te zien zijn.
Lopen op het strand is voor mij vaak lopen langs de vloedlijn, want daar is van alles te
zien en te vinden. In deze bijdrage zal ik het hebben over wat de zee zoal gegeven heeft op
de stranden van Goeree en Schouwen.
Restanten van planten en dieren
Een deel van de afgestorven schelpen, krabben,
poliepen e.d. wordt door de zee op het strand ach
tergelaten. Sinds de jaren '30 zijn veel vondsten
opgetekend door leden van de Strandwerkgroep
van de N.J.N, en K.N.N.V. De waarnemingen wor
den bewaard in het zogenaamd Centraal Systeem
dat zich in Leiden bevindt. Vooral Jacob Viergever
(1918-1983) uit Serooskerke gaf veel vondsten van
Schouwen door.
Zeestromen nemen nogal eens zeewier mee dat
losgeslagen is van de kusten van Het Kanaal. Ook
limonadeflesjes met briefjes van schoolkinderen
die een reisje maken van Dover naar Calais komen
"ÖSr^jv-v. k
f.-O
l rvu&riCa-
IS j
Please
*2£por\t>'
tS puavV.
Briefje uit een fles (met watervlekken!)
28