voor in de plaats komen „één koppel" of „een
paartje". Of ontbreekt „Patrijs" helemaal. Alleen
bij een excursie over Goeree en Schouwen op 16-1-
1982 valt te lezen in totaal 4 koppels. Er lag toen
geen sneeuw, hetgeen ik speciaal vermeld omdat
bij een sneeuwdek het speuren naar Patrijzen in
eens een stuk gemakkelijker verloopt. Een diepte
punt vormde 1989, in welk jaar ik slechts bij 5
delta-excursies Patrijzen waarnam. Beide daarop
volgende jaren scoorden wat beter maar als de
soort het pad kruist is het nog steeds aangenaam
verrast „hé, Patrijzen". Voorlopig zal dat nog wel
een poosje zo blijven.
Literatuur
De narigheid met de Patrijs dateert niet van de
laatste tijd en blijft ook niet beperkt tot onze re
gio, ja zelfs niet tot ons land. In Nederland wor
den over het tijdvak 1928-1964 sterke fluctuaties in
het bestand aangetoond en zo is van Tsjecho-
Slowakije bekend dat tussen 1935 en 1963 het
broedbestand terugliep van 5 a 6 miljoen tot
400.000 paar. SOVON besomde voor het tijdvak
1973-1977 het Nederlandse broedbestand tussen
37.500 en 47.500 paar en stelde dit voor de periode
1978-1983 bij tot 25.000-35.000 paar.
Nu weer aandacht voor onze regio. „De vogels
van Schouwen-Duiveland" (1986) komt, na een
periode van waarschijnlijk sterke teruggang, op
250-300 paar Patrijzen voor de streek*. Niet on
waarschijnlijk is dat de gang van zaken op Goeree-
Overflakkee overeenstemt met die van Schouwen
en dat de in de Schouwse avifauna opgesomde re
denen van achteruitgang - intensivering landbouw
en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen -
ook opgaan voor Goeree.
Hoeksche Waard
In de Hoeksche Waard zag ik altijd al veel minder
Patrijzen dan op Goeree en Schouwen. Er waren
en zijn enkele paartjes in het Oude Land van Strij-
en, in de Polder Groot Komstrijen en ook in de
zuidwesthoek rond Goudswaard, waar voorjaar
1992 langs de Westdijk drie paartjes werden gesig
naleerd (mond. med. G. Huyzers). Op de Am
bachtsheerlijkheid Cromstrijen, het grote ten oos
ten van Numansdorp gelegen landbouwgebied, is
men al jarenlang in de weer met de (herintroduc
tie van Patrijzen. Door de aanwezigheid van ruime
en ruige kavelscheidingen en overhoeken zijn de
omstandigheden gunstig. En hoewel er wel succes
wordt geboekt - er huizen enkele paartjes - lijken
de resultaten toch niet evenredig met de inspannin
gen. Ten behoeve van een avifauna is de Hoeksche
Waardse vogelwerkgroep thans doende de streek
op zijn broedvogels te inventariseren, zodat bin
nen afzienbare tijd het werkelijke patrijzenbestand
bekend zal zijn. Misschien blijken er dan meer te
zijn dan thans wordt verondersteld.
Jagers
Jagers plegen zich voor Patrijzen bijzonder te
interesseren. Die belangstelling heeft natuurlijk te
maken met de jachtwildstatus van de vogel. Aan
genomen mag worden dat tenminste een deel van
het bedrag dat het Ministerie van Landbouw, Na
tuurbeheer en Visserij onlangs uittrok om te ko
men tot een beschermingsplan voor de Patrijs, via
het jachtbeheer zal lopen. Bij pogingen om in een
bepaald terrein nog aanwezige en eventueel uitge
zette Patrijzen het naar de zin te maken, groeit
daarbij de kans dat overijverige (jacht)terreinbe-
heerders vermeende predatoren van de gekoesterde
Patrijzen buiten de deur willen gaan houden. De
gesignaleerde toenemende agressie vanuit jagers
kringen jegens roofvogels (M. Haenen 1992), zou
dus best mede verband kunnen houden met pogin
gen het vaderlandse patrijzenbestand nieuw leven
in te blazen. Bij dit beschermingsplan zal de na
druk moeten vallen op de verbetering van de
bestaansvoorwaarden van de vogel. Met het alleen
maar uitzetten van Patrijzen op plaatsen waar ze
eens huisden komen we er niet en wellicht is dit
zelfs schadelijk (Osieck 1988).
MacSharry
Waarom dan toch enig optimisme? Volgens het
voorjaar 1992 door de Europese Gemeenschap
aanvaarde plan MacSharry zal een grote opper
vlakte landbouwgrond braakgelegd moeten wor
den, zo'n 15 procent van de 130 miljoen hectare
die de EG bezit. Ook Nederland zal aan die 20
miljoen hectare bijdragen; in enkele delen waaron
der Noordoost-Groningen is daarmee al een begin
gemaakt. Veel van deze beschikbaar komende
gronden zullen worden „omgezet" in natuur- en
recreatieterreinen, zo heeft de Heidemij handen
wrijvend laten weten. Als dit allemaal doorgaat en
er wordt rekening gehouden met specifieke bio-
toopeisen van bepaalde soorten dan kan o.a. de
Patrijs garen spinnen bij dit toekomstbeeld. Gun
stig kan ook uitpakken dat door die EG-land-
bouwontwikkeling, op het resterende landbouw
areaal de landbouw minder intensief bedreven
Al in 1987 komt Karei Leeftink (Sterna 32 32-33) tot de conclusie dat deze schatting vermoedelijk aan de hoge
kant is (Red.).