Broedvogels inlagen en karrevelden in 1991 en 1992: uitvoering "Plan Tureluur" is hard nodig! Bontbekplevïer, broedvogel van zilte schaars begroeide terreinen. Foto: Henk Harmsen. Ted C. J. Sluijter De Vogelwerkgroep heeft in 1991 en 1992 vrij intensief broedvogels geteld in de inlagen en karrevelden van Schouwen-Duiveland. Deze inventarisaties geven een prima inzicht in de hui dige aantallen broedvogels van deze gebieden. Met het oog op de realisatie - althans delen - van het Plan Tureluur valt in de naaste toekomst wellicht reeds een balans op te maken. Onderstaand volgt een rapportage van de gegevens (zie tabel 1) en een vergelijking met eer dere tellingen. Tenslotte zal worden ingegaan op de oorzaken van de aantalsschommelingen. Het onderzoek De inventarisatie is verricht door leden van de Vogel werkgroep. Hier en daar zijn aanvullingen gedaan door Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren en Staatsbosbe heer. Het onderzoek vond plaats door op voorjaarsavonden vanaf de dijken de betreffende onderzoeksgebieden mi- nitieus te bestuderen met kijker en waar nodig met tele scoop. Er is gelet op nestelende paartjes en ook op broe- daantonend gedrag van niet zichtbaar nestelende individuen/paren. Omdat de meeste terreinen slechts 1 a 2 keer tijdens de broedseizoenen zijn bezocht moeten de aantallen gezien worden als absolute minima. Onderzoeksgebied De aandacht is vooral gericht op inlagen en karrevel den langs de zuidkust van Schouwen-Duiveland. Deze inlagen en karrevelden zijn typisch Zeeuwse cultuurland schappen. Ze herinneren ons aan waterbouwkundige ak- tiviteiten van vele voorgaande generaties. Door het (afjgraafwerk onstonden onbedoeld waarde volle natuurgebieden. De lage ligging, afwisselende structuur van stukken land en water en vele variaties in zoutgradiënt zorgen voor typische "inlaag" dieren en - planten. Uiteraard worden in deze rapportage alleen de vogels besproken. Dit artikel werd eveneens gepubliceerd in het maartnummer van Zêêlieven, het contactorgaan van de Vogelwerk groep.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1993 | | pagina 6