bracht. Om de afstand tussen die dam en de oevers te verkleinen, en met het doel om snoekenpaai- plaatsen te creëren, zijn een twaalftal eilandjes op gespoten. Sommige eilandjes hebben een opper vlakte van meer dan tien ha. De eerste jaren zullen de zandplaatjes nog kaal zijn en broedgelegenheid bieden aan soorten als Dwergstern, Visdief, Strandplevier en Kluut. Binnen enkele jaren zullen ze echter begroeid raken met onder andere biezen en riet en uiteindelijk vlier en wilg. De echte kust- vogels zijn dan al lang verdwenen. Op een wat ou der, natuurlijk, eilandje heeft reeds een Grauwe Gans gebroed. Later zijn daar tevens broedvogels als Aalscholver, reigerachtigen en Lepelaar te ver wachten. Het landschapsbeeld vanaf de Philipsdam zal de komende jaren dus sterk gaan veranderen. Nu is het nog open, met vergezichten op het Krammer-Volkerak. Door het begroeid raken van de eilandjes, en misschien de tussenliggende ondiep-watergedeelten, zal plaatselijk een meer gesloten beeld van een grootschalig zoetwatermoe ras, met hier en daar hoog opgaande bomen, ont staan. Przewalski's en Schotse hooglanders Op de Plaat van de Vliet zijn duinrichels te zien. Met de ervaringen uit de Grevelingen, waar na de afsluiting in 1971 grote zandverstuivingen plaats vonden, heeft men direkt na de afsluiting van het Krammer-Volkerak stuifschermen op deze zand plaat geplaatst. Veel heeft het hier echter niet gestoven. Op zo'n afstand van de zee is het zand al tamelijk grofkorrelig, zodat alleen langs de schermen een richeltje met een hoogte van ca één meter is ontstaan. Valleien zijn er niet uitgestoven. Echter, de vochtige duinvallei-vegetaties komen hier thans wel tot ontwikkeling, min of meer ver gelijkbaar met de vegetatie-ontwikkelingen zoals die op de Veermansplaat in de Grevelingen zijn verlopen. In de beheersvisie die voor het Kram- mer-Volkerak is opgesteld wordt ervan uitgegaan dat de Plaat van de Vliet een open gebied met graslandvegetaties en broedgelegenheid voor kust en weidevogels blijft. Om dat te bereiken wordt het gebied sinds een jaar begraasd door zeven Przewalski-paarden. De paarden blijven zomer en winter in het gebied aanwezig en ze hebben de wilgjes die inmiddels langs de waterkant tot ont wikkeling gekomen waren al flink gekortwiekt. Op de uitgestrekte schorren van de Slikken van de Heen begint zich op de vruchtbare kleigrond een wilgen-, vlierenbos te ontwikkelen. Op den duur zullen zich hier ook andere houtige gewassen vestigen, zoals Braam, Meidoorn, Hondroos, Es, Zwarte populier, Iep en Berk. Niet overal zal de bosontwikkeling gelijk verlopen. Zo was een op vallend plaatselijk verschil direkt na de afsluiting dat zich geen boomsoorten vestigden in de hoog ste, tegen de zeedijk aan gelegen delen van het voormalige schor. De schorvegetatie was hier inge steld op langdurige droogstand, stierf daarom niet massaal af, zodat zich er tot nu toe geen houtige pioniers hebben kunnen vestigen. In de schorzone waar zich wel houtige soorten vestigden blijken wilgen vooral op de meer zandige oeverwallen voor te komen, terwijl vlieren vooral in de kom men aanwezig zijn. De beheersvisie voor dit ge deelte van de Slikken van de Heen komt neer op het streven naar een zogenaamd parklandschap; gedeelten met bos- en struweelvegetaties worden afgewisseld door natuurlijke graslanden en open water. Dat laatste in de vorm van de grote kreken Slikken van De Heen-West gezien vanaf de Philipsdam. Foto: Kees de Kraker.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1993 | | pagina 27