3
eerste maal deed zich de situatie voor dat er in de
zomer een sterke terugval van de helderheid van
het water optrad. Bedroeg tot en met 1991 het
doorzicht (Secchi-disk diepte) minimaal 2-3 m,
met uitschieters tot 5 m (van den Hark et al.,
1992), in juni 1992 werd een doorzicht gemeten
van 80-100 cm bij een algenconcentratie van 30-40
/tgr/1 (C.W. Iedema, pers.med.). Op basis van het
ingeschatte dragend vermogen van het water bij
een zomergemiddelde fosfaatgehalte van 0,09 mg
P/1, mag een maximaal éénzomerig planktivoor
bestand van ca. 35-40 kg/ha worden verwacht
(Grimm et al., 1992). Aangezien het tijdens de be
monstering geraamde éénzomerig bestand in deze
orde van grootte ligt (38 kg/ha in het Volkerak,
44,5 kg/ha in het Zoommeer), kan worden vastge
steld dat het productiepotentieel geheel is benut en
overexploitatie van het zoöplankton door plankti
vore vis een feit is.
Relatie visstand-watervogels: reductie roofvis-
stand
In 1992 is het aantal piscivore watervogels sterk
toegenomen (van Dam van der Velden, 1993):
het aantal Aalscholverdagen is van 336.000 in 1991
licht gestegen tot 365.000 in 1992, maar zeer op
merkelijk is het sterk toegenomen aantal Futen.
Bedroeg het aantal Fuutdagen in 1991 nog
104.000, in 1992 is dit bijna verdrievoudigd tot
285.000. Fuut foerageert bij uitstek op de kleine,
meest éénzomerige vis en waarschijnlijk hangt de
toename van de Fuut samen met de grote aanwas
aan éénzomerige vis in het Volkerak-Zoommeer in
1992. Gebaseerd op het aantal vogeldagen in 1991
en 1992 en een gemiddelde visconsumptie van 200
g/dag, consumeert de Fuut 21 ton in 1991 en 56
ton in 1992 hetgeen overeenkomt met respectieve
lijk ca. 3 kg/ha en 10 kg/ha.
De geraamde sterfte over de perioden
1989/1990, 1990/1991 en 1991/1992 van de meer
zomerige jaarklassen van Baars is hoog en neemt
gedurende deze periode toe van ca. 60% tot 87%.
Voor Baarzen 20 cm moet een sterfte in deze or
de van grootte ongewoon hoog worden beoor
deeld. Zonder een intensieve visserij is een sterfte
percentage van ca. 20-35% "normaal". In
Ligtvoet et al. (1992) zijn als mogelijke oorzaken
voor de ogenschijnlijk hoge "sterfte" van grotere
Baars en Snoekbaars aangegeven: predatie door
watervogels en een gebrek aan geschikt voedsel
(kleine jonge vis) in die jaren, waardoor er een
wegtrek zou kunnen optreden van de grotere pisci
vore Baarzen en Snoekbaars uit het systeem. Ge
zien de overvloedige aanwezigheid van prooivis in
1992 lijkt deze tweede optie uitgesloten.
De andere mogelijkheid is de predatie door wa
tervogels, met name Aalscholvers. Een gemiddelde
voedselconsumptie van 0,4 kg/dag aannemend,
vertegenwoordigt het aantal vogeldagen van Aal
scholvers in 1991 (336.000) en in 1992 (365.000)
een totale visconsumptie van respectievelijk 134 en
146 ton vis, ofwel ca. 22-25 kg/ha. Het meerzome-
rig bestand aan Baars in het Volkerak is van 17
kg/ha in 1991 afgenomen tot bijna 6 kg/ha in
1992, een afname van ca. 11 kg/ha. De orde van
grootte van de consumptie in ogenschouw nemend
lijkt het zeer waarschijnlijk dat predatie door Aal
scholvers een belangrijke sterftefactor vormt voor
Baars.
Hoewel gebaseerd op kleine aantallen, lijkt de
mortaliteit van de Baars op het Zoommeer duide
lijk lager te liggen dan op het Volkerak (Ligtvoet
et al., 1993). Indien deze schattingen representa
tief zijn dan zou dit er op kunnen duiden dat op
het Zoommeer de predatiedruk van Aalscholvers
op de populatie gering is in vergelijking met die op
het Volkerak. Dit wordt bevestigd door de aantal
len Aalscholvers waargenomen op het Volkerak en
Zoommeer: in 1992 zijn over het gehele jaar ge
middeld 2,34 Aalscholver/ha op het Volkerak ge
teld, versus 0,60 Aalscholver/ha in het Zoommeer
(E. van Dam, pers.med.).
Prognose
Op basis van de ontwikkeling in de roofvisstand
en planktivore visstand tot op heden kan het vol
gende scenario worden geschetst voor een verdere
autonome ontwikkeling. Van de huidige roof
visstand gevormd door Baars en Snoekbaars mag
geen merkbare beïnvloeding van de planktivore
visstand worden verwacht. Naar alle waarschijn
lijkheid zal de omvang van het roofvisbestand de
komende jaren zelfs nog verder afnemen als gevolg
van de toenemende competitie van planktivore
witvis met jonge Baars (-> vertraagde groei) en de
optredende verliezen van grotere Baars (Aalschol-
verpredatie).
Naar verwachting zal in 1993 of 1994 ook een
eerste recrutering van Brasem plaatsvinden. Daar
mee zal het predatiepatroon op het zoöplankton
veranderen. Het huidige planktivore bestand van
Blankvoorn, Baars en Pos bestaat uit zogenoemde
plankton jagers ('particulate feeders'). Meerzome
rige Brasems daarentegen zijn planktonfilteraars
en zijn in staat het zoöplankton efficiënter te be-
grazen.
Vanaf 1995, wanneer in het Volkerak-Zoom-
meer een bestand aan meerzomerige planktivore
112