151988 1987198811989199019911992
Figuur 4. Aantalsverloop van Knobbelzwaan (a) en
Meerkoet (b), en van Kuifeend (c) en Brilduiker (a) in het
Krammer-Volkerak (links van de onderbroken lijn), het
Volkerakmeer (rechts van de onderbroken lijn, zwart) en
het Zoommeer (wit), 1985-92. De schijnbare toename bij
de Brilduiker van 1985 tot 1986 is een gevolg van het ge
bruik van boottellingen vanaf 1986.
de dichtheid van Driehoeksmosselen in ondiepe
meren sterk kan worden beinvloed door predatie
van watervogels (de Leeuw Noordhuis 1991).
Twee andere potentiele Driehoeksmosseleters,
de Tafeleend en de Brilduiker, waarvan het menu
slechts voor een deel uit mosselen bestaat, pieken
pas omstreeks januari, wanneer de dichtheid van
de mosselen inmiddels ongetwijfeld reeds verlaagd
is. Deze soorten hebben dan ook weliswaar een
toename laten zien op het Volkerak, maar deze is
minder spectaculair dan die van de Kuifeend (Fig.
4d).
Discussie
In 1987 deden Boudewijn et al. met behulp van
literatuurgegevens voorspellingen over de ontwik
keling van de avifauna van het KrammerVolkerak
na de afsluiting. Daarbij werden o.a. gegevens om
trent vergelijkbare ingrepen in het Haringvliet en
het Lauwersmeer gebruikt. Ze verwachtten ener
zijds een forse afname van 'zoute' steltlopers zoals
Scholekster, Kanoetstrandloper en Zilverplevier,
en anderzijds een toename van viseters als Aal
scholver en Fuut, van herbivoren als Smient,
Knobbelzwaan en Meerkoet en van 'zoete' steltlo
pers als Kemphaan en Grutto. Deze voorspellingen
zijn grotendeels uitgekomen. De verschuivingen
zijn vooral het gevolg van het veranderde voedsel
aanbod in het gebied, maar ook veranderingen in
andere functies van het gebied zijn van belang ge
weest. Ganzen en herbivore eenden als Smient en
Wilde Eend foerageren met name binnendijks, en
voor deze soorten is het Volkerak-Zoommeer
vooral als rustgebied van belang. Het belang als
ruigebied is verder toegenomen (Knobbelzwaan),
terwijl de functie als uitwijkgebied bij strenge
vorst (o.a. Kuifeenden uit het Haringvliet) is weg
gevallen (Slager Dirksen 1987). Volgens de
normen van de Conventie van Ramsar (wetland
conferentie in Iran, 1971) kwalificeerde het
Krammer-Volkerak zich als wetland van interna
tionale betekenis. Eén van die normen is de beken
de lfo-norm; ten minste één procent van de
Noordwest-Europese populatie van een soort
moet regelmatig in het gebied vertoeven. Dat gold
vóór de afsluiting voor Smient, Kanoetstrandlo
per, Kluut, Scholekster, Aalscholver, Rotgans,
Rietgans en bovenal Zilverplevier. In de eerste
winter na de afsluiting haalden van deze soorten
alleen de Aalscholver en de Smient de norm nog,
maar dit verlies werd gecompenseerd door een
aantal nieuwe overschrijdingen, nl. door Brildui
ker, Kleine Zwaan, Middelste Zaagbek, Brand-
gans, Grauwe gans en Fuut (Smit van Nes 1989).
Zinvoller is echter om de jaren na de pionierfase
te gebruiken voor een vergelijking van het zoute en
het zoete systeem, en dan blijkt dat uiteindelijk
soorten als Kluut, Kuifeend, Brilduiker, Krakeend,
132