-
Visstandontwikkeling Volkerak-Zoommeer 1987-1992:
scenario voor het eutrofiëringsproces?
1997 1996 1995 1994 1993 1992 1991 1990 1989 1988 1987
JI II1I
1997
1996
1995
1994 1993 1992 1991 1990 1989 1988 1987
De toekomst van het Volkerak-Zoommeer? Tekening: Kees de Kraker.
Willem Ligtvoet
Inleiding
Met de sluiting van de Oesterdam in het najaar
van 1986 en de Philipsdam in april 1987 werd het
Volkerak-Zoommeer afgesloten van het zoute wa
ter. Zo ontstond een nieuw zoetwatersysteem met
een stagnant peil. Het Volkerak-Zoommeer be
staat hydromorfologisch uit twee meren: het noor
delijk gelegen Volkerak (4570 ha, maximum diepte
24 m, gemiddelde diepte 5 m) en het kleinere
Zoommeer (1580 ha, maximum diepte 20 m, ge
middelde diepte 6 m) in het zuiden. De Eendracht
vormt de verbinding tussen de twee meren, (zie
kaart op blz. 94).
Direct na de afsluiting ontwikkelde het Volkerak-Zoommeer zich positief; ondanks de hoge
fosfaatbelasting ontstond een zeer helder water (doorzicht 2-3 m). Overeenkomstig de ontwik
kelingen na de afsluiting van het Lauwersmeer (Aqua Consulting Groep, 1985) en het Haring
vliet/Hollands Diep (Wiegerinck, 1988) werd het meer snel gekoloniseerd door zoetwatervis
sen en ontwikkelde zich een visgemeenschap waarin de roofvissen baars en snoekbaars
domineerden en het aandeel witvis (Brasem, Blankvoorn) beperkt was (Ligtvoet et al.,
1991b,c). Gebaseerd op de ervaringen in het Lauwersmeer en Haringvliet/Hollandsdiep mag
echter worden verwacht dat, zonder ingrepen, na 5-10 jaar een omslag zal plaatsvinden van
helder, door roofvissen gedomineerd water naar troebel, algenrijk, door witvis gedomineerd
water. In deze meren heeft geen monitoring van de ontwikkeling van het aquatisch systeem
plaatsgevonden en de onderliggende processen die hebben geleid tot de omslag naar troebel
water waren onbekend.
Om de omslag naar een troebel water te voorko
men is naast reductie van de nutriëntbelasting
(Van den Hark et al., 1992) voor het Volkerak-
Zoommeer het belangrijkste beheersinstrument
een gestuurde ontwikkeling van het aquatisch eco
systeem. Hierin speelt de ontwikkeling van de
visstand een centrale rol. Hieruit voortvloeiend is
voor het Volkerak-Zoommeer een visstandbe
heersplan opgesteld voor de periode 1992-1997
(Ligtvoet Grimm, 1992a). De randvoorwaarden
voor het visstandbeheer zijn dat de inrichting van
de visstand bijdraagt aan het behoud van de wa
terkwaliteit en tegemoet komt aan de eisen gesteld
vanuit het natuurbeheer.
De sleutelfactor in het behouden of realiseren
van een helder water is dat de predatie op zoö
plankton door vis wordt beperkt. Indien een om
vangrijke roofvisstand aanwezig is, is het plankti-
vore visbestand laag zodat de graasdruk van het
zoöplankton op de algen wordt gehandhaafd en er
geen accumulatie van algenbiomassa kan plaats
vinden. Indien de roofvisstand onvoldoende pre-
108