Landschap 19-toen
kaal maanlandschap.
Op een fotokaart van 22 maart 1915 geeft De
Bruijne een voortreffelijke verklaring van de stui
vende toestand van de duinen waarvan hij de oor
zaak terecht legt aan de zeekant. "De zeezijde van
de duinen van Schouwen vormt daar geen aaneen
gesloten duinenrij, maar is door windspleten in
stukken verdeeld. In deze windspleten kan de wind
groote kracht ontwikkelen en zij vindt daarin de
zandvoorraden die later landwaarts worden ge
transporteerd.
In ieder geval zijn deze groote windgeulen die
landwaarts langzaam stijgen de oorzaak van de
groote vernieling in de Schouwensche duinen!"
De Bruijne gaf hiermee -in 19151- een mooie be
schrijving van wat thans in de rapporten "gekerf
de zeereep" heet.
Hetzelfde inzicht geeft de beroemde bioloog
Wouter van Dieren in zijn artikel "De ontwikke
ling van het duinlandschap van Terschelling"
(1934) waar hij scherp schrijft: "Windkuilen in de
voorduinen zijn dus noodzakelijke vormingen
voor de instandhouding en verjonging van het
duingebied, en het is een misvatting deze telken
male met groote kosten te fixeren. Rijkswaterstaat
werkt hiermee de duinvorming tegen".
I.okalie: Hoekepulje
De laatste foto (129) geeft een beeld van de stui
vende duinen op 15 mei 1910 waar nu het dennen
bos is ter hoogte van het Hoekeputje, kijkend in
westelijke richting. De Bruijne schreef erbij
"Stuifduinlandschap met stuifgat en wintermeer-
tje duinen Schouwen". Hij merkte ook het effect
van de winderosie op: "de wind schuurt het land
af, zoodat men de lagen ziet". De beelden van de
ze foto's uit 1910 met winterwater in de stuivende
duinen waren nu in de winter 1993-1994 (net als in
het vroege voorjaar van 1988) ook te zien. In het
begin van deze eeuw waren deze beelden echter
normaler omdat het grondwater in de duinen toen
hoger was. Dat zou veranderen na 1930 toen de
duinwaterwinning in de Schouwse duinen begon.
Dankzij dit enorme stuiven, zeker na de zeer
warme en zeer droge zomer van 1911 èn na de
storm van 30 september op 1 oktober van dat jaar
kwamen resten van vroegere bewoning in de dui
nen tevoorschijn. Het was dorpsonderwijzer J. A.
Hubregtse die in dat jaar 1911 z'n eerste vondsten
deed (zie Sterna 1992-1).
Frans Beekman
Correctie
De oplettende lezer van mijn vorige bijdrage "Stui
vend duin op Schouwen" (Sterna 1993-2) zal wel ontdekt
hebben dal twee alinea's op blz. 36 (vanaf Soortgelijke
vormen tot Arizona) thuis horen op blz.38 vóór de
alinea die begint met "Ook hier net als op 'Hel Akker
tje' verzamelden zich op de bodem de scherven".
F.B.
4