De vogels om ons huis (3) J. Glazenburg 1. De Torenvalken In de Sterna van april '94 was het verslag opgenomen van mijn waarnemingen, in het broed- seizoen van 1993, van broedende torenvalken achter ons huis. Na een succesvol broedseizoen is de kans op herhaling vrij groot. Mijn nieuwsgierigheid dwong mij dan ook goed op te let ten, maar ik had me voorgenomen er niet weer zoveel tijd aan te besteden. Omdat de waarnemingsmogelijkheden beperkt zijn blijven er allerlei vragen betreffende het ge drag van de vogel en bijzonderheden van het nest onbeantwoord. Een poging om met een ladder tegen de Abeel het nest te bereiken faalde; veel te hoog. In die krakkemikkige boom klimmen moest om veilig heidsredenen nagelaten worden. Daardoor is ook onduidelijk gebleven hoeveel Kauwen er in die Abeel broeden. Ze waren er voortdurend, in zeer wisselende aantallen. Slechts een enkele keer zag ik er een met gevulde snavel. Aankomst en vestiging De valken stelden ons niet teleur. In de eerste dagen van maart zag ik beide, mannetje en vrouw tje. Het kwartier maken door het mannetje heb ik gemist. De broedplaats wordt afwisselend door beide vogels geïnspekteerd. Het mannetje was het vorig jaar als individu herkenbaar aan een wit vlekje. Dit heb ik nu niet waargenomen. Omdat valken na een jaar al geslachtsrijp zijn zou bij het nu aanwezige paar ook een jong van het vorige jaar kunnen zijn. In die eerste periode was er vele malen per dag een van beide valken in de omge ving van het nest te zien. Regelmatig kreeg het vrouwtje van het mannetje een prooi aangeboden, steeds een grijze muis. Medio april op een zonnige ochtend was een hagedis het slachtoffer. De hele maand april werd er dagelijks ettelijke malen gecopuleerd. Ook nu kwam ik er niet achter wie van beide daarbij het zeer kenmerkende ge schreeuw krie-krie-krie-krie-krie liet horen, hij of zij. Broedtijd Op vrijdag 30 april nam ik voor het laatst een copulatie waar. Het werd stil en ongetwijfeld is het broeden toen begonnen. Vorig jaar zag ik meerde re malen het broedende vrouwtje het nest verlaten - steeds voor korte tijd - zonder te begrijpen met welk doel ze dat deed. Daarnaast kwam ik ook niet te weten hoe, wat haar betreft, de voedsel voorziening in zijn werk ging. Nu had ik meer succes: Op 1 mei zag ik een valk met een muis in de snavel op de dakgoot van de overbuurvrouw. Hij of zij vloog naar de Abeel en ging op een tak zitten op een paar meter vanaf het nest. Binnen een minuut kwam de andere valk (zij of hij) uit het nestgat, nam de muis over en vloog ermee het duin in. Enige seconden later ging de brenger van de prooi het nestgat in. Ik was razend benieuwd: zit hij nu het nest te bewaken tot zij te rugkomt? Het duurde ongeveer een kwartier tot er een valk kwam aanvliegen en bij het binnengaan van het nestgat herkende ik het vrouwtje. Meteen 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1994 | | pagina 17