Vogelmelk Foto: J. van Putten. J. van Putten Een vreemdelinge bij de voordeur. Ze heeft positie gekozen tussen de prunushaag en het tegelpad. We knielen erbij neer en bestuderen de stervormige bloemen. Daar komen we niet veel verder mee en besluiten om vanavond, op ons gemak met een gids erbij, terug te komen. Te laat. De plant heeft de luiken gesloten en schijnt weg te zweven in een lichtgroene dommel. Een determinatietabel heeft ons echter al de weg gewezen. En die voert naar Vogelmelk. Een plant die bij ons, volgens sommige bronnen, niet algemeen voorkomt. De Veldgids van Rea der's Digest spreekt van een zeldzaamheid in onze contreien. We zullen zien. Op een dag fietsen we over de Oudelandsedijk tussen de watertoren van Dirksland en de Duiven- waardsedijk. Een bloemdijk onder het wakend oog van Staatsbosbeheer. Vanuit struiken en bo men klinkt een uitbundig vogelgezang. Steeds weer als we dit natuurverschijnsel ervaren, denken wij, dat het gevederde gemengde koor juist voor ons een concert op de toonladders zet. En de bloe men omlijsten deze jubel met een indringend aro ma. Wat wil je nog meer? "Kijk, Margrieten", roept de vrouwelijke helft van ons duo. Dan weet deze man gelijk hoe laat het is. Fietsen tegen een paal en voorzichtig door of over het prikkeldraad. Moeders hand rijkt naar de eerste stengels om die van hun natuurlijk wel zijn te beroven. Dan kijkt ze ineens in de ster-ogen van juffrouw Vogelmelk. "Zullen we haar meene men", opperen we voorzichtig. "Zomaar voor ge zelschap in ons tuintje bij de voordeur?" Daar komt niets van in. Mag ook niet van de Natuurbe- schermingsraad. En de Margrieten blijven ook staan. Die zijn toch al verlept eer we thuis zijn. Mooi zo! Andere week in de Schaapsweg. Rijden netjes achter elkaar ten behoeve van de algemene veilig heid. Wegens grote drukte. Na een kwartiertje voe len we ons weer alleen. Kijken achterom, en jawel hoor, ze heeft weer wat ontdekt. Tweehonderd me ter terugfietsen en dan zit ze daar, achter een Mei doorn bij een vrolijke Vogelmelk. Nu, mei 1994, doen we de Kraayensteinsendijk bij Sommelsdijk. Weer een feestdag. Beide taluds zijn bezet door zacht golvende witte bloemscher- men. Fluitekruid zet alle pracht en praal te kijk en te geur. Ook tot meerdere glorie van een ontspan nen menselijke geest. Er is echter één plekje waar het Hollands Kant vanaf blijft. Dat is een afrit, of oprit. Allicht, zegt u misschien, daar rijdt gedurig een tractor over. Nee, nee, hier niet, de oprit is ganselijk bedekt met een mals grastapijt. En daar- 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1994 | | pagina 20