Woensdagmorgen 13 april 1994 Onze tuin van negen bij zes meter, aan de ach terzijde begrensd door een speelveldje met wat ge boomte, biedt in dit jaargetijde een sprookjesach tig aanzicht. De vroege morgenzon bescheen het pas ontloken tere groen. Ook de witte bloesem van pruim en krenteboompje lichtte helder op, aan het voorheen zo kale hout. Op de grond bloeit een uit bundig tapijt van Gevlekte Dovenetel en Ju daspenning. Daar tussenin rijzen statig enkele fel oranje Keizerskronen op. Langs de vijver, weerspiegeld in het water bloeit de Dotter met for se gele bloemen. Onze aandacht wordt getrokken door een man netje Zwartkop, die wat tussen de bloesem van de pruimeboom rondscharrelt. Zittend op een tak reikt hij telkens met zijn snaveltje diep in de bloemkelk en maakt daarmee ook wat drinkbewe- gingen. Heb ik dat wel goed gezien? Is ons Zwart kopje ook een beetje honingzuiger? Het is hem duidelijk niet om het stuifmeel te doen. De stuif- meelpakketjes op de meeldraden steken een eind buiten de bloem uit en ons Zwartkopje peurt echt in het centrum van de bloemkelk. Dat heb ik nooit eerder gezien en uit de lektuur is het mij ook niet bekend. De nectar werkte schijnbaar zeer laxerend ge zien de frequentie waarmee hij tijdens de slemp partij poepte. Tussendoor vloog hij naar een be lendende wat kalere boom om een riedeltje van zijn kristalheldere zang ten beste te geven. Was dit om beter uitzicht te hebben tijdens de riskante ter ritoriumproclamatie of kon een passerend wijfje hem en zijn welgevulde dis zo beter in het oog krij gen? Waarschijnlijk deed hij het wel om beide re denen. Toch verloochende ons Zwartkopje zijn aard als insekteneter niet. Op zeker moment vloog hij met iets in de bek naar een naastgelegen boom. Het scheen een nogal lastig voorwerp te zijn, gezien de omzichtigheid waarmee hij te werk ging. Het bleek een solitair bijtje te zijn, zo'n warm, vos- bruin, harig beestje, welke gedacht had lekker zijn/haar maagje met nectar te kunnen vullen bij zo'n overdaad aan bloesem. Misschien was het nog wat verkleumd door de vochtige kou van die morgen. Het zat hem of haar echt niet mee, het Zwartkopje daarintegen had een stevig eiwitrijk hapje tussen alle zoetigheid door. Nadat hij het bijtje had verorberd wilde het Zwartkopje terugvliegen naar de pruimeboom om verder te gaan met de zoete schranspartij. Op dat moment deed een mannetje Gekraagde Roodstaart een uitval naar onze Zwartkop. Het Zwartkopje schrok en schoot weg naar een hogere boom. Na een korte tussenlanding verdween de Gekraagde Roodstaart weer even snel als hij geko men was. Direkt daarop keerde de Zwartkop weer terug om verder te gaan met „honingzuigen". Nog één keer zag ik dat ook een Honingbij de klos was. Deze werd in een belendend struikje vakkundig gemold en opgegeten. Deze keer kreeg hij be langstellend, maar wel minder opdringerig, be zoek van een Vinkenvrouwtje. Onze Zwartkop is deze morgen wel zo'n ander half uur bezig geweest in onze pruimeboom, van rond half tien tot ongeveer tegen elven. Voor ons vormde deze gebeurtenis het bewijs dat onze in- sektenvriendelijke tuin ook vriendelijk is voor in- sektenetende vogels en daardoor weer iets onvrien delijker voor de zo graag geziene insekten. E. M. van der Zwet, Ouverturestraat 16, 5802 EL Venray. Tel. 04780-89720 Zwartkop (man). Foto: Henk Harmsen. 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1994 | | pagina 17