Lepelaars terug op de Ventjagersplaat
Gerard L. Oitweneel
Uit incidentele waarnemingen gedaan door Leo Zwarts en de auteur in de periode 1964-69,
komt naar voren dat de Ventjagersplaten vóór 1970, na afloop broedseizoen, voor Lepelaars
een belangrijke pleisterplaats waren. Na 1968 veranderde dit en overschreed het aantal aanwe
zige vogels niet langer de 100 stuks. Tussen 1973 en 1989 waren ter plaatse slechts af en toe
in de nazomer Lepelaars aanwezig en dan altijd slechts een paar individuen. Vanaf 1990 na
men ze opvallend toe.
Situalie lol 1969
Na in gebruikname van de Volkerakdam in 1964
werd het wat gemakkelijker te overzien wat zich op
het platencomplex afspeelde. Toch zijn de gege
vens tot 1969 summier en ontbreekt een aaneen
gesloten geheel. Zwarts (1974) publiceerde enkele
lepelaartellingen en verder beschikken we over de
resultaten van de in augustus 1966 gehouden inte
grale deltatelling (Wolff 1967). Aangevuld met ei
70
gen tellingen zien we in figuur 1 dat de Ventja
gersplaten een niet onbelangrijk deel van de
Nederlandse nazomerpopulatie onderdak boden;
deze populatie beliep in de jaren 1966-69 800-1000
vogels.
In die tijd plachten de Lepelaars voedsel te zoe
ken op het ten zuiden van de Volkerakdam gelegen
deel van het platencomplex, tegenwoordig aange
duid met Hellegatsplaten. Gefourageerd werd in
de thans nóg zichtbare getij denslenken en overtijd