De Zwanebloem
J. van Putten
Ruim twee jaar geleden in het Oudeland van Middelharnis. We fietsten zomaar wat rond
over de polderwegen. Ineens een heftig gespetter in de sloot. Rijwiel in de berm en behoed
zaam naar de taludrand lopen. Niets te zien in de watergang, tenminste, geen vis of vogel.
Wel naar de kant wegrimpelende minigolfjes. Misschien heeft meneer Baars een jolige bui ge
had. Toch verkennen we nog wat verder. En dan zien we haar. Beter gezegd: de purperen hoed
die ze op heeft. Een plant, welke we in deze omgeving nog niet hebben waargenomen. Maar,
we kunnen haar al eerder over het bloemhoofd hebben gezien. Deze ontdekken we eigenlijk
bij toeval!
Want ze staat een beetje weggedoken achter de
biezen. "Waarom doe je dat," vragen we verwon
derd. Je bent zo mooi, je hoeft helemaal niet weg
te kruipen. "Toch wel," lispelt ze zacht. "In uw ei
gen Flora staat dat ik op Goeree-Overflakkee zeer
zeldzaam voorkom. Daarom verschans ik mij ach
ter deze plantaardige vrienden. Vertel het maar
niet verder, zeker nu niet. Je moet ons de kans ge
ven te vermenigvuldigen."
Het is zomer 1994 als we hetzelfde poldergedeel
te bezoeken. De Zwanebloemen wenken al van ver
re. Met tientallen op rij staan ze te pralen en te
pronken tussen de slootkanten. Ze hebben kenne
lijk voorkeur voor ruigte. In netjes bijgehouden
schone greppels ontwaren we geen Butomus um-
bellatus.
Dat is de deftige naam van de Zwanebloem. De
geslachtsnaam Butomus komt van de Griekse
woorden bous en temmo. Die staan dan voor rund
en snijden. Oorspronkelijk was het de naam van
een grassoort met scherp snijdende bladeren waar
aan de runderen hun tong sneden. De soortnaam
UmbeUatus slaat op de bloeiwijze en komt van het
Latunse umbra voor schaduw. Een en ander wil
zeggen dat de plant een schermbloemige bloeiwij
ze heeft. Dat scherm staat hoog op een steel en
heeft veel weg van een zwanehals.
De plant groeit, zegt het Bloemenboek, graag in
langzaam stromend water. Het slootje, waar onze
polderbewoonster adres houdt, komt alleen in be
weging als het watergemaal er zin in heeft. Verder
zou ze de familie Pijlkruid tot buren willen heb
ben. Maar met het gezin Kattestaart kan ze het
ook best rooien. De lijnvormige bladeren lijken
dus op die van gras. Ze worden door de wortelstok
omhooggestuurd tot boven het wateroppervlak.
Die wortelstok zendt ook de bladerloze
bloeistengel naar boven waarop de purperen
pracht tot ontplooing komt. Elke bloem heeft zes
rode-roze kroonbladeren, welke donkerder zijn
geaderd. Voorts negen meeldraden en zes vrucht
beginsels waaruit de veelzadige vruchten ontstaan.
Foto: J. Van Putten.
Nu even terug naar het jaar 1907. Dan komen
we de bekende natuuronderzoeker J. P. Thijsse te
gen in het Verkade-album Zomer.
Het gaat over oeverplanten. "Eerst de Zwane
bloem, die haar rijk scherm van purperen bloe
men soms een meter boven het water verheft, 't Is
een zeldzame kleur voor een bloem, dat purper en
het zijn dan ook merkwaardige en aparte dieren,
die door deze kleuren worden aangetrokken om
stuifmeel te eten uit de negen meeldraden of ho
ning te zoeken aan de voet van de zes stampers. We
zullen ze later nog wel eens ontmoeten: deze geel
met zwarte graafwespen." Tot zover Thijsse.
Op zoek naar dat "later" van Thijsse, maar we
vinden geen graafwesp. Eens bladeren in het In-
sektenboek van Rebo. Drie wespen worden ons
voorgesteld. Maar nergens is er sprake van een ver
houding met de Zwanebloem. Wel bijvoorbeeld
met bloeiende distel, bastaardwederik en honing-
klaver. Dat is de graafwesp Cerceris arenaria. Die
heeft het ook begrepen op de snuitkever. Welnu,
een van die kevers, Bagus nodulosus, wordt door
de Ned. Oec. Flora verheven tot Zwanebloemspe
cialist. De wespen verlammen de larven van de ke
vers en brengen die dan naar hun nest als een sma
kelijk hapje voor hun jongen. Het zou kunnen dat
we hiermee toch de wesp van Thijsse hebben ge
vonden.
Zeker weten? Nee, dat doet alleen de Zwane
bloem.
73