op de Ventjagersplaat verbleven, verschenen er in
1990 maximaal 80 vogels en in 1991 maximaal 110.
Figuur 2 geeft de situatie weer over de jaren 1990-
94; voor 1992 ontbreken gegevens uit augustus.
Ook werd de verblijfsduur steeds langer. In 1993
ontbrak vanaf 5-6 tot en met 9-10 de soort op bij
na geen enkele excursie.
Bij hoge waterstanden op de Ventjagersplaat over-
tijen de Lepelaars op de Hellegatsplaten. Met na
me was dit het geval in september 1994 toen de wa
terstand op het Haringvliet meestal boven
normaal was.
Rooskleurige toekomst?
Thans broeden in Nederland bijna 700 paar Le
pelaars (Vlek 1994), meer dan een populatiever
dubbeling in tien jaar. Deze gang van zaken past
in de Europese ontwikkeling. In Hongarije steeg
het aantal paar van 215 in 1951 tot 550-600 in 1987
(Molnar 1987). De bekende kolonie in het Neu-
siedler Seegebied in Oostenrijk werd in de jaren
tachtig verlaten maar recent keerde de soort daar
terug als broedvogel. Ook gingen Lepelaars on
langs broeden in de Povlakte in Italië (Anonymus
1994) en nabij Osyek in Kroatië (med. Mikuska);
beide vestigingen groeien voorspoedig.
Een bestand van ca. 700 paar zal na het broed-
seizoen een aantal opleveren van ruwweg 3000 vo
gels, zodat te verklaren valt dat de aantallen op
traditionele nazomerpleisterplaatsen in dit land
toenemen, oude worden herbezet en voor zover ge
schikte voorhanden, nieuwe toegevoegd. Op 23-8-
1994 telde van der Velden in het noordelijk delta
gebied 298 Lepelaars, over de verschillende terrei
nen verdeeld als volgt: Ventjagersplaten 131 vo
gels, Hellegatsplaten 30(?), Philipsdam 102 en
Stellendam 35.
Het noordelijk deltagebied kan ook als broed
gebied voor de Lepelaar een prominente rol gaan
vervullen. In 1989 vestigde de soort zich als broed
vogel in het Quakjeswater op Voorne. Deze vesti
ging groeide van 7 paar in het eerste jaar tot ruim
60 paar in 1994 (Vlek 1994). Terreinen als de
Scheelhoek, delen van de Spuimond, wellicht het
Rammegors waar wordt overzomerd en vooral de
Blanke Slikken op Tiengemeten lijken nu al ge
schikt als broedterrein en de Lepelaar figureert
ook in het rijtje soorten dat in het Krammer-
Volkerak van de toekomst moet gaan broeden
(Rijkswaterstaat 1989). Voorts mag worden aange
nomen dat het plan om in het Haringvliet het tij
terug te brengen voor de Lepelaar gunstig zal uit
pakken. Blijkens een persbericht was het resultaat
van een in de zomer van 1994 ondernomen experi
ment, een toename in het Haringvliet van migre
rende stekelbaars, die voor Lepelaars een belang
rijk bestanddeel van het voedselpakket vormt.
Literatuur
ANONYMUS. 1994. European news. British Birds 87: 311-325.
BEHEERSVISIE KRAMMER-VOLKERAK, EENDRACHT,
ZOOMMEER. 1989. Visie op het beheer van de drooggevallen
gronden en ondiepwatergebieden in het Krammer-Volkerak, de
Eendracht en het Zoommeer in het kader van de Natuurbescher
mingswet/door Voorlopige Beheerscommissie Krammer-
Volkerak; eindred. E. P. R. Poorter; Ministerie van Verkeer en
Waterstaat; Rijkswaterstaat, directie Flevoland.
HUT R. M. G. VAN DER. 1992. Biologie en bescherming van
de Lepelaar Platalea leucorodia. Technisch Rapport Vogelbe
scherming 6.
MOLNAR L. 1987. Heronies and Cormorants in Hungary.
Hungarian Ornithological Society.
RUITER F. G. DE. 1994. Een miljoen voor bedreigde lepelaar.
NRC-Handelsblad.
VLEK R. 1994. 1994: Recordjaar voor Lepelaars in Nederland.
Het Vogeljaar 42: 122.
VOGELWERKGROEP BlESBOSCH. 1987, Avifauna van de
Biesbosch deel II. Rapport m.m.v. Staatsbosbeheer.
WOLFF W. J. 1967. Watervogeltellingen in het gehele Neder
landse deltagebied. Limosa 216-225.
ZWARTS L. 1974. Vogels van het brakke getijgebied. Amster
dam.
72