Weerzien met GLO en C04
In het Noordelijk Deltagebied vinden we groot
schalig extensief beheerd grasland op de Koren-
dijksche Slikken en de Slikken van Flakkee, beide
geheide blauwe kiekendiefbiotopen. Riet- annex
ruigtebiotopen bevinden zich op veel plaatsen
langs het Krammer-Volkerak, de Grevelingen en
het Hollandsch Diep/Haringvliet en uit deze ter
reinen stammen ook mijn meeste waarnemingen.
Daarnaast zag ik de soort toch ook regelmatig in
de akkerbouwgebieden. Een goede plaats voor
Blauwe Kiekendieven is Tiengemeten; bij de mid-
winterroofvogeltelling die de vogelwerkgroep
Hoeksche Waard sinds 1983 organiseert, leverde
Tiengemeten met zijn 300 hectare buitendijkse
ruigte in 1991 7 en in 1993 5 Blauwe Kiekendieven
op. Zo'n integrale telling waarbij een belangrijk
deel van een streek in korte tijd wordt uitgeplozen
is natuurlijk een waardevoller graadmeter dan de
min of meer willekeurige lijntellingen die de mijne
zijn. Maar ook de Hoeksche-Waardse midwinter
tellingen vertonen de laatste drie jaar een dalend
blauwe kiekendiefresultaat. Misschien gaat een
deel van de drooggevallen buitendijkse terreinen
langzamerhand teveel dichtgroeien om voor de
soort hun aantrekkelijkheid te behouden. Mocht
dat zo zijn, dan kan de komende jaren die dalende
trend zich nog verder voortzetten. In ieder geval
iets om in de gaten te houden.
Literatuur
BOEDELTJE G. M. ZIJLSTRA. 1981. Territorialiteit,
biotoop- en voedselkeuze bij de Blauwe Kiekendief Circus cya-
neus in de winter. Limosa 54: 73-80.
OUWENEEL G. L. 1991. Vijfentwintig jaar stootvogels in het
Noordelijk Deltagebied. Het Vogeljaar 39: 112-116.
SOVON. 1987. Atlas van de Nederlandse vogels. Arnhem.
Naschrift Redactie
De aantallen op Goeree-Overflakkee laten een soortgelijk verloop zien als de grafiek van G. L. Ouweneel. Hoewel
plaatselijk wel voedselbiotoop voor de Blauwe Kiekendief door bosvorming verdwenen is (Slikken van Flakkee-
Noord), zijn er elders (Krammer-Volkerak) nieuwe geschikte gebieden bijgekomen. De geconstateerde afname lijkt
dan ook meer een gevolg van de reeks van milde winters van de afgelopen jaren. Meininger et al. vermelden dat het
aantal overwinteraars in Zeeland tijdens strenge winters wel het dubbele kan bedragen van het aantal in zachte winters
(Watervogeltellingen in het zuidelijk Deltagebied). Daarnaast was de winter 1993-94 betrekkelijk muizenarm.
De aanwezigheid begin september 1994 van bijna twintig Kleine Zilverreigers lokte (mede
door de Dutch Birding 06-lijn) menig vogelaar naar mijn lievelingsterrein, de Slikken van
Bommenede. Ik controleerde vrijwel dagelijks of ze er nog zaten en enkele malen ondernam
ik een poging te ontdekken waar die vogels de nacht doorbrachten. Ik kwam niet verder dan
de veronderstelling dat hun slaapplaats gelegen was bij het Dijkwater. Onder de vele vogelaars
ook GLO."Leuk elkaar weer eens te zien in het veld. En de groeten aan je vrouw. Nog steeds?
Ja. Wij ook." Thuisgekomen bracht ik de groeten over van een oude kennis die me had be
loofd "mijn" gebied niet teveel in de kijker te zetten.
Twee maanden later. "Ik heb een oude bekende
gezien. Oud geworden zeg." Wie had ik nu weer
gezien? C04. Jawel. En C04 was inderdaad oud ge
worden. De bewuste Rietgans met gele halsband
en zwarte code C04 was duidelijk veel donkerder
dan jaren geleden. Ik weet niet meer of hij bij de
eerste ontmoeting ook al dat witte dwarsstreepje
boven de snavel had. Dominant gedroeg hij zich
op een suikerbietenveldje tussen Noordgouwe en
Zonnemaire temidden van zo'n driehonderd Riet
ganzen en even zoveel Kleine Zwanen. Het is voor
mij steeds weer een intens genot een Rietgans met
halsband na een jaar of vele jaren terug te zien.
Wanneer je bedenkt dat zo'n beest alle stormen
letterlijk en figuurlijk doorstaan heeft. Fan
tastisch. Je weet natuurlijk wel dat al die dieren
datzelfde meemaken, maar het wordt toch anders
wanneer je zo'n beest kent. Hij is weer terug en dat
doet dat je dan goed. Er zijn per slot van rekening
nogal wat figuurlijke stormen. Regelmatige ver
storing door (sport)vliegtuigen en mensen die het
niet zo geslaagd vinden dat die dieren op hun land
verblijven. En denk eens aan jagers! Of aan na
tuurliefhebbers die menen dat zij vanwege hun
goede bedoeling wel dichtbij mogen komen!
Een solitaire, nogal agressieve Rietgent. Gansje
76