Broedvogels Zeepe 1960-1994
Broedvogels Zeepe 1960-1994
Opvallend is daarbij dat andere typische soorten
van jong bos als Zwartkop en Roodborst geen toe
name te zien geven. Helemaal vreemd is de aan
talsontwikkeling van de Vink, een op Schouwen-
Duiveland weinig algemene soort. Sinds 1984
werden in twee jaren 1988 en 1989) 7 territoria ge
vonden. in andere jaren slechts één of geen enkele.
Het is niet duidelijk welke factoren verantwoorde
lijk zijn voor dit grillige patroon, al is het opvallend,
dat juist in natte voorj aren veel vinken werden aan
getroffen.
Een overzicht van de ontwikkeling, speciaal
van Rode Lijstsoorten
Om een goed beeld te krijgen van de ontwikke
lingen in de broedvogel-bevolking van het Zeepe
1960 en 1994 zijn de verzamelde gegevens nog eens
op een rijtje gezet.
Het totaal aantal broedparen per jaar schom
melt ruwweg tussen de 500 en 1000 paar (figuur 6)
Duidelijk komt in deze figuur naar voren, dat in
natte voorjaren meer vogels tot broeden komen
dan in droge. In bijna alle jaren zijn de struweelvo
gels het best vertegenwoordigd. Het percentage
van de soortgroepen van open duin en water en
moeras is in de loop der jaren duidelijk afgenomen,
terwijl dat van de bosvogels enige toename ver
toont.
Om een beeld te krijgen van de populatieont
wikkeling in het Zeepe van vogels die op de Neder
landse Rode Lijst van bedreigde en/of waardevol
geachte broedvogels (Osieck Hustings 1994)
staan, is een beeld gegeven van het voorkomen van
deze soorten (figuur 7). Van de 57 soorten van de
Rode Lijst hebben er tussen 1960 en 1994 18 in het
gebied gebroed, te weten Dodaars, Zomertaling,
Grauwe Kiekendief, Patrijs, Kluut, Watersnip,
Grutto,Tureluur,Steenuil,Velduil,Groene Specht,
Oeverzwaluw. Paapje, Roodborsttapuit, Tapuit,
Rietzanger, Grauwe Klauwier en Geelgors.
Totaal aantal broedparen per biotoop
Hj Open duin en gras
Water en riet
Struweel
Van elk teljaar is een zogenaamde "Rode Lijst-
waarde" bepaald door door het totaal aantal terri
toria van de Rode Lijst-soorten te vermenigvuldi
gen met 1 procent van hei aantal Rode
Lijst-soorten.
10,0 Rode Lijst-waarde
1960/6 1979 1985 1987
1990 1992 I 1994
1991 1993
Figuur 6. Overzicht totaal aantal broedvogels, Zeepe
1960-1994.
ppjliMj»
1975 1 984 1 985 1988 1990 1992 1994
1960/ 1979 1 985 1 987 1 989 1 991 1993
Figuur 7. Overzicht Rot.„ Lijstwaarde broedvogels,
Zeepe 1960-1994.
In figuur 7 zijn de resultaten van dit sommetje
gegeven. Wat meteen opvalt, is de enorme terug
gang van Rode Lijst-soorten na 1965. Na een diep
tepunt in 1975 volgt weliswaar een licht herstel,
maar vergeleken met de waarde anno 1960 stelt dat
niet veel voor. Bovendien lijkt de trend de laatste
jaren weer negatief te zijn.
Hoe is dit negatieve beeld te verklaren? In de
eerste plaats staan op de Rode Lijst een aantal
soorten die (inter)-nationaal gezien al lange tijd
sterk in aantal achteruitgaan. Hierbij valt te den
ken aan soorten als Geelgors en Grauwe Klauwier,
wier negatieve aantalsontwikkeling in het Zeepe
dus niet afwijkt van het landelijke beeld. De voor
naamste oorzaken van hun achteruitgang hoeven
waarschijnlijk niet in het gebied gezocht te worden.
Met name watervogels en veel soorten van het
open terrein zijn afhankelijk van een voldoende
hoge grondwaterstand om tot broeden te komen.
De terugkeer van verdwenen soorten als Tureluur
en Grutto verloopt schijnbaar moeizamer dan het
herstel van de vochtige duinvegetaties. Verder valt
op dat veel vochtgevoelige soorten in droge voor
jaren slechts in geringe aantallen tot broeden
komen. Wat dat betreft lijkt de situatie sinds de
jaren zeventig nog niet veel verbeterd te zijn. Veel
van deze soorten zouden zeker baat hebben bij een
hogere grondwaterstand in het voorjaar.
Al met al lijkt het Zeepe niet te ontkomen aan
een ornithologische nivellering. Van de 14 soorten
die zich na 1965 in het gebied gevestigd hebben,
staan er slechts 2 vermeld op de Rode Lijst.
Het aantal soorten dat sinds 1965 uit het gebied
verdwenen is, ligt even hoog (14), maar hiervan
staan er maar liefst 9 op de Rode Lijst.
41