Raai code nummer
Lagune grind hardsub
opnmamenummer
dieptezone m
0.Öj0,1
o.i I 0,5
aan Bureau Waardenburg gevraagd het van 1982 tot 1984 uitgevoerde onderwateronderzoek te herhalen
Het onderzoek werd uitgevoerd op 16 lokaties
verspreid in de Grevelingen. Vanuit de oever lie
pen de transecten naar dieper water (zie Figuur 3),
waarbij zowel een harde ondergrond (veelal stort-
stenen van de vooroeververdediging) als een zach
te ondergrond voorkwamElk transect werd in een
aantal secties verdeeld, waarvan het aantal soorten
en de mate van voorkomen/bedekking per soort
genoteerd werden (Figuur 4).
De lijst beslaat ca. 100 soorten, waarvan de wie
ren, sponzen, zeeanemonen, borstelwormen,
schelpdieren, kreeftachtigen en zakpijpen de be
langrijkste groepen vormen. Het hoogste aantal
soorten per opname bedraagt 43 De Punt nr.7),ge
middeld gaat het echter om zo'n dikke 20 soorten.
Bij een vergelijking met de eerdere opnames
komen een aantal verschillen aan het licht. De be
dekking en soortenrijkdom van het ondiepe harde
substraat (oeververdedigingswerken) zijn ten op
zichte van 1982-84 met ca. 30% afgenomen. "Mis
schien dat de hoge watertemperaturen inde zomer
van 1994 hierop van invloed zijn", wordt als moge
lijke verklaring daaraan toegevoegd. Dit lijkt ech
ter niet de enige oorzaak. Andere knelpunten die
genoemd worden en overigens niet specifiek voor
harde substraten gelden, zijn de isolatie van de
Noordzee waardoor de genetische uitwisseling bij
veel soorten (te beperkt blijft. Dit kan een ver
minderde weerstand tegen ziekten tot gevolg heb
ben. Naast grote temperatuurfluctuaties is er on
danks het gehanteerde spuiregime toch nog sprake
van stratificatie met als gevolg plaatselijk gebrek
aan zuurstof. Door dergelijke extreme omstandig
heden kunnen sterke fluctuaties optreden in zowel
voortplanting als overleving. Tijdens het onder
zoek werd op enkele plaatsen (op 5 en 8 nr diepte)
een mat met zwavelbacteriën aangetroffen die op
zuurstofloosheid duidt. Het transect liep veelal
niet verder dan 5-7 m diepte, in een enkel geval tot
12 of 14 m.
In de loop der jaren zijn Muiltjes steeds talrijker
geworden en hebben zich uitgebreide banken ge
vormd. Muiltjeszijn effectieve filteraars en concur
reren als zodanig met bijvoorbeeld Oesters en
Mossels, momenteel zijn het de belangrijkste fil-
terfeeders in de Grevelingen. De onderzoekers
constateerden dat boven de muiltjesbanken vaak
een relatief heldere laag water van ongeveer 50 cm
hoogte aanwezig was. Bovendien bleek zich een
rijke flora en fauna op deze banken te hebben ge
vestigd, die voor veel soorten de functie van een
stabiel substraat vervullen. De vestigingsmogelijk
heden van soorten die hierop zijn aangewezen, zijn
daardoor aanzienlijk toegenomen. Bij het rapport
over de visstand werd reeds een mogelijk verband
gelegd tussen de toename van grondels en de muil
tjesbanken. De begroeiing van de muiltjesbanken
was gerelateerd aan de waterdiepte. Ondiep 2m)
was dat vooral Japans bessenwier, Zeesla, Viltwier
Pt 1
L h h
t 2 3
Diatomeeën blauwwleren
Kleurloze zwavelbaderieën
Dictyota dichotoma
Edocarpaceae
Fucus veslculosus f. mytili
Sargassum muticum okt
S. muticum juli "94
Cofpomenia peregrina
Petalonia fascia
Raifsla
Scytoslphon lomentarla
Bryopsis piumosa
Bryopsis hypnoldes
Chaetomorpha linum
Ctadophora rupestris
Cladophora sp.
Codium fragile
Codium fragile ijl
Enteromorpha
Ulva lactuca
0,5
1,2
1^1 1.2|
.2.1 3 J
2
2
3
2
-
O
1
O
3
2
4
3
3
1
O
r
0
1
O
1
2
1
Figuur 4. Stukje van de opnamelijst bij De Punt.
(pt)
+1
Uo
1
2
-3
4
5
6
Figuur 3. Profiel van het transect bij De Punt.
83