Een verstekeling aan het Watergat
De Huiskraai, een nieuwe soort voor Schouwen
Jan-Willem Vergeer
Op 21 november 1994 telde ik de vogels langs het Schouwse strand. Het was rustig en vrij zon
nig weer en er viel veel te zien, onder meer een strandleeuwerik, twee sneeuwgorzen, ettelijke
roodhalsfuten en een zeehond. In opperbeste stemming werd rond één uur het Watergat be
reikt, waar mijn oog getrokken werd door een plukje kraaien en kauwen met daartussen een
vreemd uitziende kraai.
Het eerste wat aan dit beest opviel was de grijzi
ge mantel, zij het niet zo grijs als die van een bonte
kraai. De vogel liet zich tot een meter of vijftien be
naderen en kon in alle rust bekeken worden. He
laas had ik, denkend nu alle vogels wel op naam te
kunnen brengen,geen veldgids op zak. Na het beest
lang bekeken en mijn geheugen gepijnigd te heb
ben, besloot ik om het dier voorlopig als een krui
sing vanzwarte en bonte kraai te determineren. De
twijfel bleef echter bestaan; vooral het nogal kauw-
achtige voorkomen van de vogel, de opvallend
zware (bijna raaf-achtig!), wat afgeplatte snavel.de
relatief lange poten en het formaat (tussen kauw en
kraai) van .de vogel pasten niet goed in het
zwarteXbonte kraai-beeld.
Verder viel op dat de vogel slechts zeer losjes met
de andere corviden optrok en dat hij zich agressief
gedroeg tegenover een groepje scholeksters, die
zelfs in de poten werden gepikt.
Corvus splendens
Onderweg naar huis werd de gemaakte aanteke
ning keer op keer doorgelezen. Het berustende
idee kwam op dat ik te doen had gehad met een of
andere maffe, niet op naam te brengen rariteit.Tot
dat 's avonds het toevallig net gearriveerde deel
over kraaien van het Handboek voor de vogels van
Europa e.o. erbij werd gehaald en ik plots oog in
oog stond met dat rare beest van die middag! Cor
vus splendens" stond onder de afbeelding en een
Nederlandse naam had-ie ook al, namelijk "Huis-
kraai".
Het bleek een in India en omgeving talrijke
kraaiesoort te zijn, die zich in die streken uitste
kend aan de menselijke omgeving heeft aangepast
en algemeen voorkomt in steden en op vuilnisbel
ten. Bovendien heeft het beest zich de laatste de
cennia ook gevestigd in een aantal havensteden in
het Midden-Oosten en Oost-Afrika, waar hij plaat
selijk zelfs al als een "plaag" wordt beschouwd. Bij
het uitbreiden van zijn verspreidingsgebied maakt
de vogel gebruik van schepen (vnl. olietankers),
waarop hij -ongevraagd- aanmonstert.
De "dichtsbijzijnde"populatie bevindt zich mo
menteel in de grote steden van de Nijldelta (aldaar
ontdekt door P.L. Meininger). Uit Europa waren
tot voor kort twee meldingen bekend, de laatste
van Gibraltar uit 1991 -tijdens het passeren aldaar
88