Nachtelijke vliegbewegingen van watervogels rond het
Oosterschelde-bekken
Arie L. Spaans, Jan van derWinden, Leo M.J. van den Bergh SjoerdDirksen
Inleiding
Het Deltagebied is nog steeds rijk aan vogelsoorten die gebonden zijn aan intergetijdege-
bieden, ondanks het feit dat verscheidene voormalige zeearmen niet meer onder invloed van eb
en vloed staan (o.a. Mostert et al. 1990, Meininger et al. 1993).Tweemaal daags wijken de vogels
die in deze gebieden foerageren, bij opkomend water uit naar hoger gelegen terreinen (hoog-
watertrek). Op deze hoogwatervluchtplaatsen(hvp's), die zowel buiten- als binnendijks kunnen
liggen, wachten zij dicht opeen en soort bij soort tot het water weer gaat zakken en hun voedsel-
gebieden weer bereikbaar worden.
De pendelvluchten tussen voedselgebieden en
hvp's gaan ook 's nachts door. Het is echter niet be
kend in welke mate de vogels 's nachts gebruik
maken van binnendijks gelegen hvp's en op welke
hoogte zij dan naar deze hvp's vliegen. De litera
tuur is daarover niet eenduidig (o.a. Mostert et al.
1990). In 1994/95 hebben wij in het kader van het
Landelijk onderzoekprogramma 'Vogelhinder
door windturbines' in opdracht van de Nederland
se onderneming voor energie en milieu bv
(NOVEM) rond het Oosterschelde-bekken hier
naar een verkennend onderzoek verricht (figuur
1). Het doel van het Landelijk onderzoekprogram
ma is bestaande lacunes met betrekking tot de ken
nis over vogelhinder door windturbines op te vul
len. Informatie over de nachtelijke vlieghoogtes
van steltlopers en andere watervogels in getijdege-
bieden is zo'n lacune in deze kennis.
Bij de keuze van het Oosterschelde-bekken als
onderzoekgebied hebben vooral pragmatische
overwegingen een rol gespeeld, zoals goede onder-
zoekmogelijkheden en geschikte overnachtings
mogelijkheden nabij de waarnemingslocaties. Qua
vraagstelling had het onderzoek in elk getijdege-
bied kunnen worden verricht.
Het onderzoek heeft bestaan uit 1een vergelij
king van de hoogwatertrek overdag en 's nachts
over dammen en dijken rond het Oosterschelde-
bekken en (2)eenvergelijkingvandebezettingvan
binnendijks gelegen hvp's overdag en 's nachts
rond dit bekken.
Plaats en methoden van onderzoek
De hoogwatertrektellingen werden verricht op de Phi-
lipsdam (hm-paal 15,2), de Zandkreekdam (overdag
vanaf de dijkvoet op Zuid-Beveland, 's nachts vanaf de
dijkvoet op Noord-Beveland) en de buitendijk van de
Wevers en Flaauwers Inlagen langs de zuidkust van
Figuur 1. Het Oosterschelde-bekken met de ligging van
de onderzochte hoogwatertreklocaties (a-c) en hvp's
(1-9). a: Philipsdani, b: Zandkreekdam, c: Wevers en
Flaauwers Inlagen; 1; Battenoord, 2: Volkerakmeer, 3:
Abraham-Wissepolder, 4: Hoge Bomen, 5: Leendert-
Abrahampolder,6:Wevers enFIaauwersInlagen/Prunje-
polder, 7: Gouweveerse Zeedijk, 8: Vierbannen van Ou-
werkerk, 9: Viane.
Schouwen (overdag ter hoogte van het dijkmagazijn hal
verwege de dijk, 's nachts halverwege de Wevers Inlaag en
halverwege de Flaauwers Inlaag). Alle locaties liggen
dwars op de vliegroute van grote aantallen steltlopers en
andere soortgroepen die in het Oosterschelde-bekken
foerageren en op de voormalige eilanden en in de afge
sloten zeearmen die het bekken omringen, overtijen
(RIKZ, Middelburg, pers. comm.
Na de hoogwatertrektellingen werden, voor zover de
tijd en de omstandigheden dit toelieten, de aantallen
overtijende vogels op zoveel mogelijk binnendijks ge
legen hvp's rond het Oosterschelde-bekken geteld. Dit
waren de voormalige kwelder naast de haven van Batte-
2