Vegetatietypen Indien Zilte rus deel uitmaakt van een zoutvege- tatie, dan is deze plant in veel gevallen tevens de al gemeenste soort, en neemt dan 75 tot 95 van de totale bodembedekking door de vegetatie voor zijn rekening. Andere soorten die veelal deel uit maken van zo'n vegetatietype zijn Zeeaster.Melk- kruid. Gerande schijnspurrie en in mindere mate Zeekraal en Dunstaart. Een Zilte rus-vegetatie vormt meestal een dichte, gesloten begroeiing. Ruimtelijk gezien houdt in veel gevallen de aanwe zigheid van Zilte rus abrupt op, hetgeen bepaald wordt door het zoutgehalte van het bodemvocht gedurende het groeiseizoen. Op plaatsen waar het milieu voor langere perioden zouter is, ontbreekt Zilte rus en is een veel openere vegetatie aanwezig, gevormd door Schorrekruid, Zeekraal, Zeeaster, Gerande schijnspurrie, Gewoon kweldergras en/of Schorrezoutgras. Nog zoutere plekken kunnen in sommige jaren nagenoeg geheel onbegroeid zijn. Alleen de éénjarige soorten Zeekraal en Schorre kruid kunnen zich hier tijdens een niet al te warme en droge zomerhandhaven.Naar dezoete kant toe, dus in een zwak brak milieu, wordt de plaats van Zilte rus snel ingenomen door onder andere Fio- ringras, Roodzwenkgras, of Riet. Riet handhaafd zich alleen indien veebegrazing (nagenoeg) ont breekt. De verschillende vegetatietypen kunnen over een oppervlakte van soms maar enkele tien tallen vierkante meters een sterk gevarieerd moza- iek-patroon vormen. Dit wordt vooral bepaald door lokale variatie in zoute kwel,hetgeen weer ge relateerd is aan verschillen in opbouw van het bo demprofiel. Een opvallende variant van een Zilte rus-vege tatie komt voor in de Galgepolder bij Zierikzee (Zuidhoek-inlaag). Al decennia lang is dit één van de weinige gebieden in Zeeland waar Echt lepel blad plaatselijk algemeen is en een wezenlijk on derdeel van de Zilte rus-vegetatie vormt. Vanaf de inlaagdijk is in mei het wit bloeiende Lepelblad duidelijk te zien. Lepelblad komt hier zowel pleks- gewijs voor, als in linten min of meer evenwijdig aan kreken. De achtergrond van dit verspreidings patroon ontdekte ik tijdens een veel nattere winter dan gemiddeld. De landgedeelten van deze inlaag stonden toen weken lang grotendeels blank. Door de werking van wind en water werden in de loop van de winter afgestorven plantendelen in dikke pakketten afgezet tegen hogere landgedeelten aan, overeenkomstig vloedmerken op schorren en langs zeedijken. Precies op die plaatsen waar eens in de zoveel jaar veek geconcentreerd wordt afge zet groeit Echt lepelblad. De pakketten plantaar- digmateriaal onderdrukken in het vroege voorjaar enkele weken de dominante ontwikkeling van Zilte rus, waardoor Lepelblad, een voorjaarsbloei- er, snel tot ontwikkeling kan komen. Kennelijk doordat Lepelblad eens in de zoveel jaar extra de ruimte krijgt kan de soort zich hier handhaven. Jaarlijkse en plaatselijke variatie Afgezien van de hiervoor geschetste ruimtelijke variatie in zoutvegetatietypen in een bepaald ge bied, is er ook sprake van variatie van jaar tot jaar. Jaarlijks kan zowel de mate van voorkomen van plantensoorten verschillen, als de totale hoeveel heid plantaardig materiaal die een vegetatietype produceert. Gedurende drie achtereenvolgende jaren varieerde de hoeveel bovengrondse biomas sa die jaarlijks geproduceerd wordt door een Zilte rus-vegetatie van 421 tot 1048 gram drooggewicht per m2. De jaarlijkse biomassa-produktie kan dus een factor 2,5 verschillen. Bij Zilte rus verschilt per jaar niet alleen de totale hoeveelheid geprodu ceerd materiaal, maar ook het gewichts-aandeel aan vruchtlichamen (bloemen en bloemstellen, en naderhand zaden). Zo werd in het jaar met de lage produktie aan het einde van het groeiseizoen 12 van de totale hoeveelheid bovengrondse planten delen gevormd door vrucht lichamen en in het jaar met de hoge produktie 36 Deze jaarlijkse verschillen in vegetatie-ontwik keling worden natuurlijk gestuurd door de weer somstandigheden tijdens het groeiseizoen. Bij ho gere temperaturen verlopen biologische proces sen sneller. Echter, in een binnendijks brak gebied wordt tijdens langere perioden met warm en droog weer zoutstress voor planten een steeds groter pro bleem voor de verdere ontwikkeling. In de Schouwse inlagen en karrevelden kunnen de mi lieu-omstandigheden enorm fluctueren. Tijdens een regenrijke periode is de bovenlaag van de bodemnatennagenoegzoet, terwijl tijdens warme, droge perioden de bodem snel uitdroogt en sterk verzilt. Er kunnen dan zelfs zoutkristallen op het bodemoppervlak ontstaan. Zilte rus heeft een aan tal eigenschappen, een levensstrategie, om zich in zo'n 'hardvochtig' milieu te handhaven. Zo vindt de vegetatie-ontwikkeling grotendeels tijdens het voorjaar en de voorzomer plaats. Dan kan één van de belangrijkste doelen,namelijk de produktie van zoveel mogelijk bloemen en vervolgens zaad, in de voorzomer bereikt worden, voordat de kans op hyper-saline omstandigheden steeds groter wordt. Die snelle voorjaarsgroei is mogelijk doordat deze vegetatie over een grote hoeveelheid wortelmate riaal beschikt. Deze voedselreserves worden in het voorjaar aangesproken. De ideale groei-omstandigheden voor Zilte rus zijn een regenrijk, warm voorjaar en de aanwezig heid van een grote hoeveelheid wortelmateriaal 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1996 | | pagina 14